Publicaties
Onderwaternatuur Waddenzee : literatuurstudie ter onderbouwing van het PAGW streefbeeld voor een veerkrachtige en robuuste Waddenzee
Tamis, J.E.; Baptist, M.J.
Samenvatting
Er is behoefte aan een nadere beschrijving van de relatief onbekende onderwaternatuur van de Waddenzee, ter onderbouwing van het Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW) streefbeeld voor een veerkrachtige en robuuste Waddenzee in 2050. Deze studie draagt bij aan het beantwoorden van deze vraag door informatie te verzamelen de huidige en historische staat van de Waddenzee. Hiervoor is een literatuuronderzoek uitgevoerd gericht op wetenschappelijke peer-reviewed literatuur en op grijze literatuur (rapporten en beleidsdocumenten). Deze informatie kan gebruikt worden ter onderbouwing van een streefbeeld voor een veerkrachtige en robuuste Waddenzee. Het uitwerken van een dergelijk streefbeeld is geen onderdeel van deze studie. Veerkracht en robuustheid zijn belangrijke begrippen aangezien deze centraal staan in de vraagstelling. In het kort gaat het hier om het volgende: Veerkracht is het vermogen van een ecosysteem om verstoring te ondergaan, te reorganiseren en te blijven functioneren, waarbij het ecosysteem in wezen dezelfde functie, structuur, identiteit en feedback behoudt. Robuustheid is de mate van weerstand tegen veranderingen, zodat een gewenste toestand behouden blijft ondanks fluctuaties in het ecosysteem. De basis voor een veerkrachtig ecosysteem is dat de Waddenzee zich op een natuurlijke wijze moet kunnen gedragen en ontwikkelen, waaronder ook het stimuleren van natuurlijke processen valt (zoals natuurherstel en verbetering van de abiotische/milieuomstandigheden). Indien wordt uitgegaan van de te verwachten autonome ontwikkeling zullen vanaf 2050 de stijging van de temperatuur en zeespiegel de Waddenzee transformeren tot een ecosysteem dat er oorspronkelijk niet was; de westelijke Waddenzee gaat verdrinken, er slaat meer zand af van de eilanden, het areaal wadplaten en kwelders zal afnemen en de Waddenzee verandert naar een systeem met lagunes. Om het verdrinken van de Waddenzee tegen te gaan is voldoende sedimentaanbod nodig (suppleties) maar ook biotoopmodificaties als het stimuleren van kweldergroei. Biobouwers spelen ook een rol bij morfologische processen en kunnen mogelijk een bijdrage leveren aan de aangroei van eilanden en het vertragen van afslag. Daarnaast zijn er ook andere abiotische factoren belangrijk voor gewenste ontwikkelingen. Zo is bijvoorbeeld een vermindering in troebelheid van belang voor herstel van zeegrasvelden (naast vermindering van zoutfluctuaties en nutriëntbelasting) en mogelijk ook voor het efficiënter functioneren van het Waddenzee ecosysteem. Door grotere biodiversiteit heb je meer soorten die dezelfde rol kunnen vervullen wat bijdraagt aan de robuustheid van mariene ecosystemen. Door met name exploitatie en dijkaanleg zijn in de Waddenzee in het verleden 144 soorten (zeezoogdieren, vogels, vissen, ongewervelden, zeewieren en zeegrassen) verdwenen. Er zijn echter ook nieuwe (invasieve) soorten gevestigd in de Waddenzee die nog steeds toenemen in aantal en in de gevonden literatuur niet als bedreiging worden gezien voor het ecosysteem. Heterogeniteit (de structurele of ecologische variatie die nodig is voor (bio)diversiteit) is een ander kenmerk van robuustheid wat tot uiting komt in de verscheidenheid aan ecotopen in de Waddenzee. Ook de organisatie van het ecosysteem is van belang. Een robuust ecosysteem heeft de juiste mate van organisatie; genoeg soorten om tegenslag op te vangen maar niet zodanig veel dat het systeem inefficiënt wordt. Productiviteit speelt hierbij dus een rol. De draagkracht van de Waddenzee wordt bepaald door zowel de primaire productie en aanvoer van het fytoplankton als door die van het microfytobenthos. De jaarlijkse primaire productie nam in de periode na de jaren 1960/1970 sterk toe, als gevolg van de verhoogde aanvoer van nutriënten, en was eind jaren tachtig zelfs vertienvoudigd ten opzichte van de jaren vijftig. In de jaren negentig daalde het niveau waarna het niveau stabiel is gebleven. Volgens de laatste status beoordeling van de internationale Waddenzee is er nog steeds sprake van eutrofiering. Benthische ongewervelde fauna is in de ondiepe Waddenzee de grootste herbivore schakel in het voedselweb van het systeem en is op zijn beurt een belangrijke voedselbron voor vogels, vissen en andere ongewervelde soorten. De soortenrijkdom van benthische fauna in de Waddenzee is hoger in het sublitoraal dan in het intergetijdengebied. De totale dichtheid van ongewervelde bodemdieren is in de periode 1990-2015 gemiddeld niet veranderd, terwijl voor de individuele soorten en soortgroepen er wel veranderingen Biobouwers (zeegras, mosselen, Sabellaria) zijn kenmerkend voor een hoge biodiversiteit. Ondergedoken zeegrasvelden en platte oesterbanken zijn verdwenen uit de Waddenzee. Het herstel daarvan is ruim 30 jaar geleden al voorgesteld als maatregel om een streefbeeld voor de Waddenzee te bereiken. De historische omvang van de sublitorale groot zeegrasvelden in de westelijke Waddenzee is geschat op 6.000 – 15.000 ha met een huidige potentie (op basis van gemodelleerde habitatgeschiktheid) tussen de 24 en 135 ha. Voor natuurlijke mosselbanken is in de literatuur een streefareaal genoemd van 3200 ha, met een hoeveelheid mosselen fluctuerend tussen enkele miljoenen en 200 miljoen kg. De rifbouwende kokerworm Sabellaria spinulosa komt alleen sporadisch voor in de Waddenzee. Predator-prooi relaties en interspecifieke concurrentie spelen ook een rol in de veerkracht en robuustheid van een ecosysteem. Zo veroorzaakt bijvoorbeeld het verminderen van het aantal toppredatoren door overbevissing en jacht een keten van effecten op de structuur en het functioneren van mariene ecosystemen. Na de sterke afname in het verleden zijn zeehonden in aantal weer enorm toegenomen waarbij de gewone zeehond een duidelijke rol als toppredator inneemt.