Gevolgen van klimaatverandering
Sinds het begin van de Industriële Revolutie is de wereldgemiddelde temperatuur gestegen met ongeveer 0,8 graad Celsius. In Noordwest-Europa (waaronder Nederland) is dit 1,5 graad. Steeds opnieuw worden warmterecords gebroken. Zo behoorde 2010 wereldwijd tot de warmste drie jaren sinds het begin van de metingen in 1854, ondanks de koude winter in Nederland.
De opwarming van de aarde heeft mogelijk grote gevolgen, die voor een deel moeilijk te voorspellen zijn. Waarschijnlijk zien we in de toekomst meer weersextremen.
In Nederland krijgen we in de zomer te maken met meer en heviger buien. Klimaatverandering zorgt er waarschijnlijk voor dat er ’s zomers minder regendagen zijn. Doordat er in de zomer ook meer water verdampt, krijgen we in dit jaargetijde vaker te maken met droogte. In de winter regent het steeds vaker en heviger, waardoor de kans op wateroverlast toeneemt.
Daarnaast stijgt de zeespiegel. Dit komt deels doordat het zeewater uitzet naarmate het opwarmt. De zeespiegel stijgt ook doordat de ijskappen smelten en – in mindere mate – doordat berggletsjers verdwijnen.
Kwetsbaar
Meer dan de helft van de mensheid leeft in gebieden die kwetsbaar zijn voor klimaatverandering. Ook Nederland is kwetsbaar vanwege de lage ligging. Op dit moment zijn de effecten in ons land nog beperkt. De consequenties zijn op lange termijn moeilijker te overzien, maar op zich heeft Nederland de middelen om zich nog lange tijd tegen het stijgende water te verdedigen.
Klimaatverandering heeft ook enorme consequenties voor eilanden en landen met lange, lage kustlijnen die niet de middelen hebben om zich te beschermen, zoals Bangladesh.
Klimaatverandering heeft daarnaast gevolgen voor de natuur. Zo duurt de winter steeds korter en het groeiseizoen steeds langer. De afgelopen tien jaar duurde het groeiseizoen gemiddeld een maand langer dan tijdens de vorige eeuw. Dit blijkt uit gegevens van de Natuurkalender.Het is duidelijk dat de natuur mee verandert met het klimaat. Doordat het warmer wordt, verplaatsen planten en dieren hun leefgebied richting de polen en bergopwaarts. Soorten uit zuidelijker streken rukken naar ons land op. Vogels en zoogdieren kunnen zich redelijk goed aanpassen, mits hun leefgebieden niet te veel zijn versnipperd. Sommige planten, dagvlinders, amfibieën, reptielen, sprinkhanen en krekels kunnen het tempo van klimaatverandering steeds moeilijker bijhouden. Zeker als de klimaatverandering steeds sneller zou gaan.
Onzekerheden
We weten niet hoe snel het klimaat verandert en wat de gevolgen precies zullen zijn. Er zijn nog veel onzekerheden. Zo is het mogelijk dat wij te maken krijgen met verrassingen: processen die de klimaatverandering plotseling versnellen. Daarnaast zijn de gevolgen minder groot naarmate wij ons beter aanpassen. Bovendien weten we nog niet in hoeverre de mensheid erin zal slagen om de mondiale CO2-uitstoot terug te dringen.