Wageningen World

Voedsel verpakken in afvalplastic

Lang werd gedacht dat gerecycled plastic te vervuild is om voedsel in te verpakken, maar nieuw onderzoek bewijst het tegendeel. Die kennis komt van pas nu Europa bedrijven wil verplichten deels gerecyclede grondstoffen te gebruiken voor het verpakken van voedsel. Het inzamelen vraagt daarbij om maatwerk. ‘Het kan per regio verschillen wat de beste oplossing is.’

Illustraties: JeRoen Murré

Trek de koelkast open en je ziet dat plastic het belangrijkste verpakkingsmateriaal is van het voedsel dat we in huis halen. Gemengde sla, champignons, broodbeleg, kipfilet, maar ook de ketchup, zuivel en frisdrank: het is meestal in kunststof verpakt. Cola en ketchup zitten in een PET-fles (polyethyleentereftalaat), yoghurt in een emmertje van polypropyleen (PP) en de grote plasticmelkflacon is gemaakt van hoge-dichtheid-polyethyleen (HDPE). Verder zijn er plastic-combinaties: de salami ligt op een dun samengesteld schaaltje van PET en polyethyleen (PE) en wordt afgesloten met een folie met diverse kunststoflaagjes. Tot slot zit op flessen vaak een dop van polyethyleen.

Deze diversiteit maakt van recycling een uitdaging. In het ideale scenario scheid je alles op kunststofsoort en kleur, om het daarna te vermalen en te wassen om vuil en voedselresten te verwijderen. Uiteindelijk wordt dit zogeheten recyclaat verwerkt in korrels waarmee fabrikanten nieuwe flessen, bakjes en folies maken. Maar het gebruik van afvalplastic als grondstof voor voedselverpakkingen is op dit moment voor de meeste soorten niet toegestaan, vanwege het risico op vervuiling met ongewenste stoffen. Alleen PET-flessen die via statiegeldmachines apart worden ingezameld worden weer grondstof voor nieuwe flessen. Kunststof uit een yoghurtemmer, melkfles of ijsbak keert niet terug in de keuken, maar krijgt na recycling en tweede leven als verfemmer, tuinstoel, shampoofles of vuilniszak. Een deel van het ingezamelde plastic wordt verbrand, omdat het te vuil is om te recyclen of te veel ongewenst kunststof bevat, zoals plastic bouwafval en speelgoed.

Onzichtbare vervuiling

Dat we voedselverpakkingen nauwelijks recyclen tot nieuwe voedselverpakking heeft vooral te maken met contaminanten, onzichtbare vervuiling die uit het voedsel en via een verblijf in het afval in het kunststof terechtkomt, zegt Ulphard Thoden van Velzen van Wageningen Food & Biobased Research. ‘Die stoffen wil je niet in het kunststof, vanwege de geur en bijsmaak, maar ook niet vanwege mogelijke toxiciteit.’ Het gaat bijvoorbeeld om limoneen (citrusaroma), nonanal (rozengeur) of octocryleen, een UV-filter uit zonnebrandcrème.

Verpakkingen van polyethyleen en polypropyleen werken een beetje als een spons: ze absorberen stofjes tijdens het verblijf in de koelkast of de afvalemmer. Die stofjes zijn niet allemaal in een waterbad weer weg te wassen. ‘Wij wilden een compleet beeld van welke stoffen op welke plaats tijdens het gebruik en recycling in het plastic terecht komen. Om welke vluchtige stoffen gaat het en hoeveel? Als je dat in beeld brengt, kun je ook inschatten of kunststof geschiktis om voedselverpakkingen van te maken.’

In het InRep-project waaraan Thoden van Velzen werkt, is onderzoek gedaan naar één kunststof verpakking: de grote witte melkflacon met handvat. ‘Deze HDPE-melkfles is goed te recyclen: het etiket is een folie die om de fles zit en er zit een blauwe dop op. Die onderdelen zijn makkelijk scheidbaar. Bovendien worden deze flessen voor alle Nederlandse supermarkten gemaakt door één bedrijf dat zijn grondstoffen bij één fabrikant inkoopt. Elke melkfles is dus gemaakt van dezelfde kwaliteit plastic. De grote vraag was: krijg je die kwaliteit na recycling weer in handen?’

In afval graven

Voor het antwoord moesten onderzoekers soms in het afval graven. ‘Bij de melkfabrikant en de consument hebben we deze melkflessen opgehaald, en bij de inzameling en bij de sortering hebben we flessen eruit gevist en geanalyseerd.’ In het lab werd het melkflesplastic vermalen en vervolgens werd gemeten welke vluchtige stoffen erin zitten. Het viel over het algemeen mee met de vervuiling, zegt Thoden van Velzen. ‘We zagen vrij weinig vluchtige stoffen in melkflessen uit de PMD-zak van de consument, ook al zitten er veel verschillende soorten verpakkingen bij elkaar. Er kwamen wel wat geurstofjes bij, maar niet veel en niet iets wat je niet meer kan wegkrijgen. We zagen zelfs dat de hoeveelheid vluchtige stoffen in het melkplastic over het algemeen naar beneden ging van fabriek naar consument naar afvalverwerking. Dat was verrassend.’

Het onderzoek laat zien dat gerecycled kunststof gewoon schoon kan zijn

Er was één uitzondering op die regel: melkflessen die de onderzoekers ophaalden bij een sorteerbedrijf bevatten geregeld meer vluchtige stoffen. Na enig speurwerk bleek de bron van die vervuiling de balenpers te zijn waarmee gesorteerde verpakkingen worden samengedrukt tot een compacte kubus. ‘De melkflessen zitten tussen allerlei andere soorten PE-verpakkingen. Als er druk op wordt gezet, springende doppen eraf en komen restanten eruit. Als een melkfles in de balenpers toevallig naast een tube crème heeft gelegen dan zie je dat terug in de metingen. Als je zulke vervuiling wilt vermijden, moet je melkflessen niet met andere verpakkingen in een balenpers stoppen, maar ze apart houden.’

Thoden van Velzen en collega’s bootsten in het laboratorium recycling van gebruikte melkflessen op kleine schaal na, om te zien wat er dan gebeurt met de gehaltes aan vluchtige stoffen. ‘Dat komt neer op eenvoudig malen, wassen en drogen. Toen zagen we dat het gehalte vluchtige stoffen in het kunststof nóg lager was, zelfs lager dan in een nieuwe melkfles. Daar viel onze mond echt van open. We dachten altijd dat recyclaat vuiler was dan nieuw kunststof, maar dat bleek in dit geval niet zo te zijn.’

Deze labtest lijkt niet op de praktijk, want gebruikte melkflessen worden niet uit het PMD-afval gevist en gerecycled. ‘Het gaat om het principe’, zegt Thoden van Velzen. ‘Het onderzoek laat zien dat gerecycled kunststof gewoon schoon kan zijn. De kosten zijn wel een obstakel. Sorteerders zeggen: wie gaat dat betalen?’

Bijmengverplichting

Gerecycled kunststof kan op dit moment niet concurreren met goedkoop, nieuw kunststof uit aardolie. Een Europese bijmengverplichting van gerecyclede grondstoffen in 2030 kan daar verandering in brengen. Als 10 procent van het verpakkingsmateriaal gerecyclede grondstof moet bevatten, ontstaat er vanzelf een markt, is het idee. Volgens Thoden van Velzen klopt dat wel, maar hij merkt toch dat producenten van verpakkingsmateriaal aarzelen om te investeren in recycling. Ze twijfelen of hun materiaal straks wel wordt goedgekeurd door voedselveiligheidswaakhond EFSA. De European Food Safety Authority bekijkt hoe kunststoffen worden gerecycled en beoordeelt de aanwezigheid en risico’s van ongewenste stoffen.


‘Ik spreek met verschillende mensen in de verpakkingsbranche over aparte recycling van melkflessen. De belangrijkste vraag die ik krijg: wat is de kans dat de EFSA een positief advies gaat geven? Ook al zie ik dat we na recycling schone kunststof kunnen produceren, toch kan ik mijn hand daar niet voor in het vuur steken. Je kunt nooit helemaal uitsluiten dat er toch een keer een vervuilende stof achterblijft, en dat is wel een garantie die de EFSA eist. ‘Nou, zeggen bedrijven, dan gaan we geen tientallen miljoenen investeren in recycling. Aan de ene kant waardeer ik het wetenschappelijk perfectionisme van de EFSA, maar met kosten en haalbaarheid wordt geen rekening gehouden.’

Voor optimale recycling is ook de medewerking van burgers cruciaal: dat geldt voor plastic verpakkingen, maar ook voor alle andere reststromen: papier, glas, gft, grofvuil, elektronica, klein chemisch afval en bouwafval. Mensen moeten de regels in acht nemen en de juiste keuzes maken: plastic flessen horen in de PMD-zak, een stuk regenpijp niet.

Ook de woonsituatie van mensen speelt een rol bij het scheiden van afval en de mate waarin mensen daaraan mee kunnen doen, zegt Eveline van Leeuwen, hoogleraar stedelijke economie in Wageningen en directeur van het Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Solutions. ‘In een flat heb je vaak minder ruimte om gft-afval te scheiden dan in een rijtjeshuis met een tuin. Persoonlijke kenmerken en de omgeving spelen ook mee: hoe begaan je bent met het milieu, heb je tijd, wat zijn de normen en waarden in de buurt? Verder bepaalt gemeentebeleid veel van de mogelijkheden. In Amsterdam verschilt het zelfs per wijk of er bron- of nascheiding plaatsvindt.’

We vergelijken bron- en nascheiding ook op de impact op het milieu en de economie

In discussies over inzameling en recycling keren twee begrippen geregeld terug: bron- en nascheiding van PMD-afval. Kiest een gemeente in een wijk voor bronscheiding dan moeten inwoners plastic, samen met metalen verpakkingen en drinkpakken, apart inleveren. Valt de keuze op nascheiding, dan gaan deze verpakkingen bij het restafval en halen afvalverwerkers ze er weer uit. PMD is wat betreft die keuze uniek, want bij andere reststromen, zoals papier, gft, glas en kleding is nascheiding niet mogelijk. Die moet je apart houden en in de juiste container doen.

Afvalverwerkers zeggen dat PMD-afval via bronscheiding schoner is dan verpakkingen die uit het restafval worden gehaald, doordat PMD minder met voedsel resten in contactkomt. Minder viezigheid komt kunststof recycling ten goede. Nascheiding lukt steeds beter door nieuwe sorteertechnieken. En het kost inwoners minder moeite, zeker in wijken met veel hoogbouw.

Recycling verbeteren

Welk systeem onder welke omstandigheden het beste is, onderzoekt Van Leeuwen in het NWO-project MUNITION. Daarin werkt de groep van Van Leeuwen samen met Nijmeegse onderzoekers aan een computermodel van de inzameling en recycling van plastic afval. ‘Het is een digitaal model van een stad, waarin we de factoren die te maken hebben met afvalscheiding samenbrengen: mensen, de gemeente, afvalverwerkers, de woonomgeving. Als we dat in een model vatten, kunnen we vervolgens verschillende scenario's te doorrekenen – zoals bron- en nascheiding – om een idee krijgen van waar ruimte zit om de recycling van plastic te verbeteren. Waar kunnen we aan de knoppen draaien?’ Aan het projectwerken chemici, economen en gedragswetenschappers. Er worden ook experimenten gedaan, bijvoorbeeld om inzicht te krijgen onder welke omstandigheden mensen ervoor kiezen om afval te scheiden.

Het optimale inzamelsysteem is niet per se het systeem dat het hoogste percentage gerecycled kunststof oplevert, zegt Van Leeuwen. Er wordt naar meer aspecten gekeken dan de opbrengst en zuiverheid van polymeren. ‘Hoe je moet beoordelen wat het beste systeem is, is iets wat we nog aan het ontwikkelen zijn. We vergelijken de twee hoofdscenario’s – bron-en nascheiding – op brede welvaart, dus op de impact op het milieu, maar ook op de economie: wat zijn de kosten voor de afvalophalers, de recyclingbedrijven en de gemeente? De sociale kant speelt ook mee: hoeveel vragen we van de burger en wat levert het hen op? En we kijken naar de kwaliteit van het opgehaalde plastic.’

Het doel is het ontwikkelen van een digitaal hulpmiddel waarmee gemeenten en afvalverwerkers verschillende inzamelmethodes per gemeente of wijk kunnen doorrekenen. ‘Als een gemeente een nieuw afvalinzamelingssysteem invoert, moeten inwoners hun gedrag veranderen, dus dan kun je dat niet na twee jaar weer terugdraaien. Bovendien kan het helpen bij het uitleggen waarom het centrum van een stad een ander inzamelbeleid kent dan de buitenwijken, ook al levert een van de twee misschien niet de meest optimale uitkomst voor het milieu.’

Nieuwe europese verpakkingsregels

Hij heet de PPWR, wat staat voor Packaging and Packaging Waste Regulation. Deze nieuwe Europese regelgeving moet de komende jaren het gebruik van verpakkingsmateriaal terugdringen en hergebruik en recycling stimuleren. Want de trends zijn niet onverdeeld gunstig: de recyclingcapaciteit groeide tot 2024 gestaag, maar krimpt nu, terwijl het gebruik van plastic verpakkingen per hoofd van de bevolking blijft stijgen. De nieuwe Europese wetgeving heeft veel en uiteenlopende doelen. Zo moet het gebruik van verpakkingsmateriaal per hoofd van de bevolking omlaag, in 2030 met 5 procent en in 2040 met 15 procent. Verder komt er vanaf 1 januari 2030 onder meer een verbod op krimpfolie om producten samen te bundelen en op plastic verpakking van verse groenten en fruit als het minder weegt dan 1,5 kilo. Minimaliseren wordt de norm: loze ruimte in verpakkingen wordt bestreden. Tot slot worden minimumeisen van kracht voor het gebruik van gerecyclede kunststoffen. Deze bijmengverplichting varieert van 10 procent in voedselverpakkingen tot 35 procent in andere verpakkingen.

Van Leeuwen ziet meer in maatwerk dan in een discussie over bron- versus nascheiding. ‘Als je uitsluitend kijkt naar de kwaliteit van het gerecyclede plastic dan is bronscheiding misschien het beste. Maar als je kijkt naar het grotere geheel, dus ook de economische kosten en sociale kosten, dan denk ik dat het per wijk of regio kan verschillen wat de beste oplossing is.’

Volgens Van Leeuwen is optimale recycling belangrijk, maar het toenemende gebruik van plastic verpakkingen verdient ook aandacht. De afgelopen jaren steeg het percentage recycling, maar het gebruik van kunststof verpakkingen groeit harder. ‘Er zijn zeker goede redenen om plastic te gebruiken, bijvoorbeeld omdat voedsel langer houdbaar blijft. De milieu-impact van bederf, als je het niet verpakt in plastic, is ook een afweging. Maar we moeten tegelijkertijd oplossingen vinden om minder plastic te gebruiken. We kunnen inmiddels ook zonder plastic tasjes in de supermarkt of wegwerpbekers op de universiteit. Het motto is niet voor niets reduce, reuse, recycle. Eerst het gebruik verminderen, dan hergebruik stimuleren en pas als laatste recyclen.’