
Nieuws
Minder koeien of meer grond? De mogelijke effecten van een graslandnorm
Uit een quickscan van Wageningen Social & Economic Research (WSER) blijkt dat de mogelijke invoering van een 'graslandnorm' in de melkveehouderij van een deel van de bedrijven aanpassingen vergt, zoals het verkleinen van de veestapel of het bijpachten van extra grond. Dit instrument vraagt om een zorgvuldige afweging van kosten en gevolgen per bedrijf.
Een graslandnorm is een maat voor de veebezetting van een bedrijf, die bepaalt hoeveel hectare grasland een melkveebedrijf minimaal moet hebben per melkkoe. De economische effecten van de mogelijke invoering van zo’n graslandnorm van verschillende hoogtes zijn in opdracht van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) door WSER onderzocht.
Inkomenseffecten afhankelijk van normhoogte
De graslandnorm wordt uitgedrukt in hectare per grootvee-eenheid (GVE), waarbij één grootvee-eenheid staat voor één melkkoe. Volgens de inschattingen in de quickscan hoeft bij een graslandnorm van 0,25 hectare per GVE slechts 10% van de melkveehouders hun bedrijfsvoering aan te passen. Bij een strengere norm van 0,4 hectare per GVE stijgt dit percentage naar meer dan 50%. Om aan de norm te kunnen voldoen, zijn de effecten van verschillende maatregelen onderzocht, zoals het omzetten van bouwland naar grasland, het bijpachten van grond of het verkleinen van de veestapel.
De quickscan vergelijkt twee situaties: één met derogatie (en lagere mestafzet- en pachtprijzen) en één zonder derogatie (met hogere prijzen). In de situatie zonder derogatie liggen de inkomenseffecten bij een strenge norm van 0,4 hectare grasland per GVE op ongeveer 1 euro per 100 kilogram melk. Met derogatie kunnen deze verliezen oplopen tot 3 euro per 100 kilogram melk. Uitbreiding van grondareaal door bijpachten blijkt over het algemeen minder inkomensverlies te veroorzaken dan verkleinen van de veestapel, vooral in situaties met derogatie.
Kanttekeningen bij de resultaten
Hoewel deze quickscan nuttige inzichten biedt, zijn er enkele beperkingen. Sectorale en regionale effecten, zoals grondschaarste of concurrentie met andere teelten, zijn niet meegenomen. Bovendien gaat de studie ervan uit dat melkveehouders kiezen tussen verkleinen van de veestapel of uitbreiding van het areaal, terwijl in de praktijk vaak een combinatie van maatregelen wordt gekozen. Ook andere economische factoren, zoals veranderingen in arbeidskosten, blijven vooralsnog buiten beschouwing.
Graslandnorm als instrument voor verbetering waterkwaliteit
Het kabinet wil de melkveehouderij binnen 10 jaar volledig grondgebonden maken. Een graslandnorm wordt genoemd als mogelijke maatregel om dit te bereiken. Meer grasland op het bedrijf zorgt voor minder uitspoeling van nutriënten en minder gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in vergelijking met andere gewassen, wat zorgt voor een verbetering van waterkwaliteit. Het draagt ook bij aan snelle koolstofvastlegging, het sluiten van kringlopen, biodiversiteit, dierenwelzijn (weidegang) en behoud van het cultuurhistorisch landschap.
In de quickscan is voorlopig alleen naar de economische impact van de graslandnorm gekeken. Dit onderzoek laat zien dat de economische impact varieert per bedrijf en afhangt van de praktische invulling van dit instrument (bv. de hoogte van de norm) en andere beleidsontwikkelingen (bv. wel/geen derogatie). Meer onderzoek naar ecologische aspecten wordt nog verwacht.
Bron van de gegevens
De data voor de berekeningen in de scenario’s komen uit het Bedrijveninformatienet (BIN) van Wageningen Social & Economic Research. Het Bedrijveninformatienet is een netwerk van ca. 1.500 land- en tuinbouwbedrijven, 100 visserijbedrijven en 150 bosbouwbedrijven die samen een representatieve steekproef van de Nederlandse agrarische sector, visserij en bosbouw vormen. In totaal zijn gegevens van 294 melkveebedrijven uit het Bedrijveninformatienet gebruikt in deze analyse.