Nieuws
‘Verduurzaming Nederlandse landbouw vraagt om maatwerk’
Na ruim 40 jaar in dienst van Wageningen University & Research (WUR) nam Chris de Visser kort voor de zomer afscheid als manager van de business unit Open Teelten. Volgens hem is meer maatwerk nodig om de Nederlandse landbouw toekomstperspectief te bieden en tegelijk de milieu-impact van de sector te verminderen. “WUR zou daar met goed onderbouwd, onafhankelijk, wetenschappelijk integer onderzoek een nog grotere rol in mogen spelen.”
Met pensioen na een 41-jarig dienstverband gaat bijna onvermijdelijk gepaard met terugblikken. Maar Chris de Visser is toch vooral bezig met de actualiteit in de landbouw in deze roerige tijden.
Als onderzoeker en manager van de business unit Open Teelten maakte hij in de voorbije twee decennia binnen WUR de grote omslag mee naar een marktgerichte organisatie. Die omschakeling was lastig en het had best minder gehaast gekund, denkt hij. Maar nu staat er een slagvaardige organisatie die kan doen wat belangrijk is voor de boer.
“Voor 2000 waren we een taakgerichte organisatie, bestuurd door boeren, en onderdeel van het ministerie van landbouw. Er was een expert voor elk gewas: asperge, biet, aardappel, uit, wortel, sluitkool”, vertelt De Visser, die toen zelf uienonderzoeker was.
Maar na de verzelfstandiging werd alles anders. Het onderzoek werd thematisch ingericht, met gewasbescherming en bemesting als meest prominente thema’s.
“Er waren geen specifieke gewasexperts meer. De opdrachten moesten uit de markt komen. Dat was erg wennen, voor de onderzoekers, maar ook voor boeren.” De Visser was tijdens deze transitie aanvankelijk business developer bij Open Teelten en werd later manager van deze business unit . Hij zag in die hoedanigheid ook dat er toch behoefte bleef bestaan aan specifieke gewasexperts. Bijvoorbeeld met uien.
Uienonderzoek
“De sector miste de uienexpert toch zodanig, dat een aantal mensen het initiatief nam om specifiek uienonderzoek terug op de agenda te krijgen. Dat kan in een marktgerichte organisatie, mits er betaald wordt. Dat was in 2018. De hele uienketen betaalt nu mee aan het onderzoek”, vertelt De Visser, die naast zijn taken als ontwikkelaar en manager steeds het uienonderzoek is blijven trekken.
“De keten bepaalt de onderzoeksonderwerpen. Daarbij is er de neiging, zoals bij alle gewassen, om te concentreren op acute korte-termijnproblemen. Maar we zijn er goed in geslaagd ook op de langere termijn te denken”, geeft hij aan.
Fusarium
Het beste voorbeeld daarvan is het fusariumonderzoek. Fusarium is een zeer lastige bodemziekte met veel onbegrepen aspecten. “We zijn nu in staat om de ziekte tot op het stamniveau (officieel: forma specialis) te identificeren. Dat is een doorbraak, want daarmee is de ziekte gericht aan te pakken. We kunnen Fusarium rot nog niet echt onder controle houden, maar wel managen met gewasrotatie en gerichte onkruidbestrijding. Bijvoorbeeld door bepaalde voorvruchten of groenbemesters te mijden. Dit is echt een succesverhaal”, vertelt hij.
Energie-onderzoek
De transitie naar een marktgerichte organisatie gaf ook mogelijkheden waar je voorheen helemaal niet aan dacht. Een goed voorbeeld is ACRRES, het onderzoekscentrum voor groene energie en hernieuwbare bronnen.
“Ik kon als manager zelf bepalen wat ik oppakte aan ondernemersgerichte oplossingen. Als er maar financiering voor was. In samenwerking met de provincie Flevoland hebben we twaalf test-windmolens gebouwd, die financiën opleveren voor onderzoek naar de productie van duurzame energie en groene grondstoffen door agrariërs. Dat heeft de hele kijk op energie in de landbouw een boost gegeven”, vertelt De Visser.
Onbegrepen beleid
De belangrijkste uitdaging voor zijn opvolger als manager van de business unit is volgens De Visser de vraag welke bijdrage de business unit Open Teelten samen met andere partijen binnen en buiten WUR kan leveren aan het perspectief van de landbouw. “Het zijn lastige tijden, en ik kan me de onrust onder agrariërs goed voorstellen. De situatie is behoorlijk complex geworden en de belangen botsen.”
Daar komt volgens De Visser nog bij dat veel zaken onbegrijpelijk zijn geworden. Niet alleen voor boeren, maar ook voor ons hem en zijn collega-onderzoekers. “Wij mogen op het noordelijke deel van onze WUR-percelen bijvoorbeeld minder stikstof strooien dan op de zuidelijke, maar weten niet waarom. Het waterschap kan het niet uitleggen; de provincie ook niet”, vertelt hij.
“De normen van de Nitraatrichtlijn vormen geen verklaring. De Kaderrichtlijn Water maakt wel verschil tussen de percelen vanwege de ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater. Maar helpt het dan echt als we ter plekke minder stikstof strooien? Zorgt bijvoorbeeld kwel vanuit het Ketelmeer niet voor die verschillen in ecologische kwaliteit? Niemand weet het. Dit soort onduidelijkheid drijft boeren tot wanhoop.”
Noodzaak maatwerk aantonen
De Visser ziet in dit verband een duidelijke rol voor Wageningen University & Research: “WUR zou een veel prominentere rol kunnen spelen bij het in kaart brengen van de gevolgen van maatregelen voor landbouw. De Kaderrichtlijn Water (KRW) is ooit vastgesteld zonder je af te vragen of dat landbouwkundig wel haalbaar was.”
Het is nu al duidelijk dat de KRW-doelstellingen in 2027 niet gehaald worden. De Visser: “De vraag is dan hoe ver je überhaupt kunt komen. Nederland is een heel vruchtbare delta waarin veel stikstof mineraliseert en bovendien voeren de rivieren allerlei mineralen en slib aan. Het natuurlijke ecosysteem van Nederland is al relatief stikstofrijk. Als je een algemene Europese norm van toepassing verklaart, kom je regionaal in de problemen. Er is eigenlijk maatwerk nodig; WUR moet dat veel duidelijker aantonen. Zodat vooraf duidelijk is: als je dit beleid wilt, zijn dit de consequenties voor de landbouw.”
Integer onderzoek
Het is essentieel dat onderzoek wetenschappelijk integer uitgevoerd wordt. Zonder vooroordelen en met grote zorgvuldigheid. “Als je een hypothese hebt, ben je geneigd je onderzoeksobjecten en je waarnemingen op basis daarvan te selecteren. Je moet je daar bewust van zijn, anders ga je de fout in bij de interpretatie. Veel onderzoekers willen de wereld beter maken. Ze zijn zeer gedreven. En dat is goed. Maar je moet je steeds blijven afvragen of je niet te zeer gefocust bent op het waarmaken van je eigen hypothese”, benadrukt hij.
De Visser kent voorbeelden in de praktijk waarin dat mis is gegaan. Te weinig kritisch oog voor de onderzoeksmethoden, te vergaande uitspraken. Vaak vanuit de wens om de landbouw te ondersteunen. Het engagement kleurde de blik te veel.
“Wees je daarom altijd ervan bewust dat je niet naar een bepaald resultaat toewerkt. Je geeft dan namelijk onbedoeld voeding aan de opvatting ‘wetenschap is ook maar een mening.’ Dit is een uitdaging in een gepolariseerde wereld. Zeker voor iemand met idealen. Ook al zijn die zeer lovenswaardig.”