Nieuws
Eten plagen het bijvoer van hun natuurlijke vijanden?
Natuurlijke vijanden die gebruikt worden in de biologische bestrijding hebben soms ondersteuning nodig om zich op de lange termijn in een gewas te vestigen. Dit kan door aanvullende voeding in het gewas te geven, zoals stuifmeel of Artemia-cystes. Deze voeding kan echter ook gegeten worden door bepaalde plagen. De Business Unit Glastuinbouw en Bloembollen onderzocht de impact van verschillende bijvoedingen op populaties van de plaag Thrips parvispinus en zijn natuurlijke vijand Transeius montdorensis in potanthurium. Hieruit bleek uit deze proef dat bijvoeding aan T. montdorensis geen positief effect had. op T. parvispinus-populaties, noch enig negatief effect op de biologische bestrijding van deze plaag.
Thrips parvispinus (pepertrips) komt oorspronkelijk uit Zuidoost-Azië. Het kwam een paar jaar geleden in Nederland aan en begon ernstige schade aan te richten in meerdere gewassen waaronder ook anthurium. Thrips parvispinus-adulten en larven veroorzaken schade aan anthuriumplanten door zich te voeden met vooral jonge bladeren en bloemen. De roofmijt Transeius montdorensis is een effectieve natuurlijke vijand tegen T. parvispinus, maar hij heeft moeite om zich in anthuriumplanten te vestigen en moet daarom vaak in het gewas worden geherintroduceerd. Telers geven vaak aanvullend voedsel zoals Artemia-cysten ('garnaalachtige' eieren), prooimijten of stuifmeel vrij om T. montdorensis te helpen overleven in het gewas. Thrips parvispinus is echter een polyfage plaag die zich kan voeden met vele soorten voedsel, waaronder stuifmeel.
Om inzicht te krijgen in de gevolgen van het gebruik van bijvoeding in gewassen die zijn aangetast door T. parvispinus, heeft WUR zich gericht op drie aanvullende voedingsbehandelingen: Typha-pollen, Artemia-cysten en de prooimijt Thyreophagus entomophagus. Het onderzoek vond eerst plaats in het laboratorium om te kijken naar het effect van deze drie behandelingen op de voortplantingssnelheid van T. parvispinus en vervolgens in een kas om de effecten van deze behandelingen op de biologische bestrijding van T. parvispinus door T. montdorensis te onderzoeken. Wekelijks werd verse bijvoeding in het gewas geïntroduceerd.
In het laboratoriumexperiment hadden de voedselbehandelingen geen significant effect op de ovipositiesnelheid van T. parvispinus: vrouwtjes legden niet meer eieren als ze gevoed werden met stuifmeel, Artemia-cysten of T. entomophagus. In de kas was T. montdorensis in staat om de T. parvispinus-populaties efficiënt te bestrijden met en zonder alle drie de voedselbehandelingen, en T. montdorensis-mijten vestigden zich significant beter wanneer ze werden voorzien van Artemia-cysten. Deze resultaten zijn positief voor anthuriumkwekers omdat ze hierdoor verschillende soorten aanvullend voedsel kunnen gebruiken zonder bang te hoeven zijn dat dit een impuls geeft aan de T. parvispinus-populaties.
Uit dit onderzoek bleek dat T. montdorensis in staat is T. parvispinus op korte termijn te bestrijden wanneer het in grote hoeveelheden en zonder bijvoeding wordt uitgezet. Het loslaten van Artemia-cysten in het gewas helpt deze roofmijt om zich op de langere termijn te vestigen. Deze aanvullende voeding kan het beste wekelijks worden aangevuld om veroudering van de voeding te voorkomen.
Het onderzoek naar de bestrijding van pepertrips is een PPS-project met de financiers Stichting Kennis In Je Kas en de Topsector Tuinbouw & Uitgangsmaterialen, Anthura, Dümmen Orange, snij- en potanthuriumtelers, Gewascoöperaties Lelie en Potorchidee.