Nieuws
Filipijnse tapijtschelp vestigt zich in de Zeeuwse Delta
Onderzoeker Sander Glorius van Wageningen Marine Research bracht in opdracht van Stichting Kwaliteitszaken Schelpdieren de kennis in kaart over de opkomst van de Filipijnse tapijtschelp (Ruditapes philippinarum) in de zoute Zeeuwse deltawateren. Deze exotische schelp, die van nature niet in Nederland voorkomt, verdringt mogelijk andere schelpdiersoorten zoals de kokkel door concurrentie om voedsel en ruimte. Om deze ontwikkelingen en de ecologische impact goed te begrijpen, is overzicht van lopend en nieuw onderzoek essentieel.
Vestiging in Nederland
De Filipijnse tapijtschelp komt van nature niet voor in Nederland, maar is vanaf 1972 voor kweekdoeleinden op verschillende plaatsen in Europa geïntroduceerd, eerst in Frankrijk en later in Ierland, Italië en Noorwegen. In Frankrijk ontstonden vervolgens natuurlijke populaties. Rond 2005-2008 werd de soort ook in Nederland aangetroffen, met een eerste levensvatbare populatie in de Oosterschelde. Aanvankelijk bevond deze zich vooral in de oesterputten van Yerseke en Gorishoek, maar later breidde ze zich uit naar het oostelijke deel van de Oosterschelde, het Veerse Meer en uiteindelijk, in 2011-2012, naar de Kaloot in de Westerschelde.
Leefgebieden en bestandsontwikkeling
Wageningen Marine Research brengt jaarlijks in opdracht van het ministerie van LVVN de schelpdierbestanden in de Nederlandse kustwateren in kaart, inclusief die van de Filipijnse tapijtschelp. Uit deze onderzoeken blijkt dat de Filipijnse tapijtschelp de voorkeur geeft aan droogvallende platen en gebieden rond de laagwaterlijn. Ze worden ook in hoge dichtheden gevonden op droogvallende oesterbanken en, in mindere mate, in enkele diepere delen van geulen. Grote broedvallen vonden plaats in de Oosterschelde in 2017/2018 en 2021/2022. Na deze pieken neemt het aantal tapijtschelpen geleidelijk af, maar door de groei van de schelpen neemt de biomassa toe.
In 2022 zijn de grootste populaties Filipijnse tapijtschelpen te vinden in de Oosterschelde en het Grevelingenmeer, waar ze wijdverspreid voorkomen. In het Veerse Meer komen ze vooral voor ten westen van Kortgene. In de Westerschelde zijn de populaties kleiner en geconcentreerd op de Molengatplaat en Rug van Baarland. In de Oosterschelde is de Filipijnse tapijtschelp inmiddels een van de dominante (wilde) schelpdiersoorten, naast de Japanse oester en de kokkel. Aangezien de monitoring van deze soort pas enkele jaren geleden is begonnen, is de beschikbare tijdreeks te kort om te bepalen of de populatieomvang stabiel is, toeneemt, of afneemt.
Concurrentie met andere schelpdieren
Filipijnse tapijtschelpen leven graag op vergelijkbare plekken als de inheemse kokkel, maar hebben een grotere tolerantie voor hogere temperaturen. Door klimaatverandering en de toename van warme periodes, die de afgelopen jaren al tot kokkelsterfte hebben geleid, kunnen de tapijtschelpen hierdoor een concurrentievoordeel hebben. Momenteel loopt er een onderzoek naar de interactie tussen kokkels en tapijtschelpen onder veranderende klimaatomstandigheden (www.futuremares.eu). Daarnaast reageren de soorten verschillend op stormen: kokkels graven zich dieper in bij gematigde stormen, terwijl beide soorten kwetsbaar zijn voor intense stormen. Vogels, zoals scholeksters, eten zowel kokkels als tapijtschelpen, wat kan betekenen dat de predatiedruk van vogels op beide soorten vergelijkbaar is of zal worden.
De opkomst van de Filipijnse tapijtschelp kan de voedselbeschikbaarheid voor andere schelpdieren beïnvloeden. Schelpdieren voeden zich met algen, en een teveel aan schelpdieren kan leiden tot overbegrazing, wat de algengroei en daarmee het hele ecosysteem, inclusief schelpdieren, negatief beïnvloedt. Dit kan ook de biomassa van schelpdierbestanden verminderen. Of de recente toename van schelpdieren in de Oosterschelde door de tapijtschelp al tot overbegrazing heeft geleid, is nog niet duidelijk en vereist verder onderzoek.