Windparken in een gezonde Noordzee
Windparken op de Noordzee gelden als een grote belofte in de Nederlandse energietransitie. In 2030 moeten ze zo’n 8,5 procent van al onze energie opwekken – bijna vijf keer zoveel als nu. Het vermogen moet dus flink omhoog. Maar hoe doe je dat op een duurzame manier? Hoe weeg je de belangen van onder meer de energiesector, de visserij en de natuur? Onderzoekers van Wageningen Marine Research (WMR) helpen mee die vraag te beantwoorden. Samen bestuderen ze de mogelijke effecten van windmolenparken – en ook de nieuwe kansen die zullen ontstaan, bijvoorbeeld voor natuurherstel en voedselproductie op zee.
Sinds 2016 financiert het ministerie van Economische Zaken en Klimaat een groot onderzoeksprogramma: het Wind op Zee Ecologisch Programma (Wozep). Rijkswaterstaat is de uitvoerder ervan. “Wageningen Marine Research is een van de partijen die deelonderzoeken van Wozep uitvoeren”, vertelt Josien Steenbergen, ‘kwartiermaker’ van het WMR-thema Windparken op zee. “Maar zelf zijn wij al veel langer met het onderwerp bezig: vanaf de bouw van de eerste windparken in het begin van deze eeuw.”
Er vallen tientallen projecten onder het Wageningse dossier, waarvan enkele al zijn afgerond. Het onderzoek bestrijkt een heel breed spectrum, van de effecten van windmolens op dieren tot de impact van het verplaatsen van visserij, en van integrale effecten tot mogelijkheden voor natuurherstel en voedselproductie op zee. “We werken daarvoor veel samen met andere partijen in Wageningen”, vertelt Steenbergen," zoals Wageningen University, Wageningen Economic Research en Wageningen Plant Research. Maar ook met bijvoorbeeld Deltares, NIOZ, ingenieursbureaus zoals Bureau Waardenburg, natuurorganisaties en bedrijven in de energiesector.”
Integrale aanpak
Onderzoek naar de effecten van wind op zee vraagt om een integrale benadering, zo benadrukt Steenbergen. “Deltares onderzoekt bijvoorbeeld de effecten van windmolens op zeestromingen en de productie van plantaardig plankton. Wij bekijken vervolgens hoe die eventuele effecten doorwerken in de voedselketen, tot aan zogeheten toppredatoren zoals vogels en zeezoogdieren.”
Daarnaast brengen onderzoekers mogelijkheden in kaart voor natuurherstel, de kweek van zeewier of schaal- en schelpdieren en passieve visserij. Steenbergen: “Maar hoe pak je die zaken vervolgens aan? Welke technieken zijn daarvoor nodig, hoe monitor je de voortgang en wat zijn risico’s, zowel fysisch en ecologisch als economisch? Ook dat vraagt om een integrale benadering, waarbij we de samenwerking opzoeken met de praktijk. Bijvoorbeeld kwekers, NGO’s en de visserijsector.”Beslissen op basis van kennis
Het wordt steeds drukker op de Noordzee, concludeert Steenbergen. Al die ontwikkelingen kun je alleen in goede banen leiden als je beschikt over voldoende informatie over de mogelijke effecten. “Daar ligt een belangrijke taak voor ons”, zegt Steenbergen. “Wij denken ook mee over de vraag: welke kennis is er nodig om de juiste afwegingen te kunnen maken? En hoe kun je die kennis dan het beste vergaren, en met welke partners?”
Wageningen Marine Research schrijft nooit voor wat er waar moet gebeuren, benadrukt de kwartiermaker. “Dat is uiteindelijk altijd een beleidsafweging”, zegt ze. “Maar wij reiken, samen met anderen, de kennis aan om die afwegingen goed te kunnen maken, op een integrale manier.”
Noordzeeakkoord: kaders voor offshore windenergie
‘Wind op zee’ kan een belangrijke rol spelen in de transitie naar duurzame energie, zo besloot de Nederlandse overheid zo’n 20 jaar geleden. De ambitie en de plannen groeiden ieder jaar. Inmiddels is de voorspelling dat in 2050 een zesde tot wel een kwart van het Nederlandse Noordzeeoppervlak zal bestaan uit windmolenparken.
“Als je die transitie effectief en duurzaam wilt aanpakken, dan is daar centrale regie voor nodig”, stelt Jakob Asjes, manager bij Wageningen Marine Research. “Aanvankelijk vonden er voor elk gepland windpark aparte milieueffectrapportages en onderzoeken plaats. Maar dat gaf een te versnipperd beeld. Het werd duidelijk dat er ook sprake kon zijn van cumulatieve effecten, en dat er een integrale benadering nodig was.”
Die gedachte vormde de basis voor het overheidsprogramma Wozep (zie hoofdtekst). Parallel daaraan ontwikkelde de overheid een beleidsakkoord, het Noordzeeakkoord, dat mede de kaders stelde voor Offshore Wind. “Dat akkoord omschrijft dat onderzoek en monitoring deel moeten uitmaken van de besluitvorming over de ontwikkelingen op de Noordzee”, zegt Asjes, “niet alleen als het gaat om de bouw en exploitatie van windmolenparken, maar ook rondom de transities in de voedselvoorziening, zoals de visserij, en de natuur. Ook aan veel van die dossiers doen wij onderzoek.”Het Noordzeeakkoord bevat specifieke bepalingen ten aanzien van Monitoring, Onderzoek en Soortenbescherming (MONS). Vanuit die basis financiert de overheid een groot deel van het benodigde onderzoek. Verschillende instellingen voeren het onderzoek uit, waaronder Wageningen Marine Research. Asjes: “Het Windparken op Zee-dossier vormt ongeveer een kwart van onze werkzaamheden. Maar dat aandeel groeit snel.”
Intensievere samenwerking
Wageningen Marine Research is in ons land een grote speler op het vlak van toegepast ecologisch onderzoek op zee. “Maar het is een klein wereldje waarin veel wordt samengewerkt”, merkt Asjes op. “Ik verwacht dat die samenwerking nog intensiever zal worden als de ontwikkelingen verder doorzetten. En dat we steeds integraler en nog meer samen gaan werken.”
Het gaat daarbij niet alleen om de samenwerking met collega-onderzoeksorganisaties maar ook om nauwe samenwerking met de overheid en relevante stakeholders. Asjes: “Wij streven er continu naar dat onze wetenschappelijke adviezen steeds scherper worden. Dat we duidelijk antwoord geven op de kennisvragen, zodat er geïnformeerde besluitvorming kan plaatsvinden.”
Als je de visserij verplaatst als gevolg van gebiedssluitingen, wat betekent dat dan bijvoorbeeld voor het bodemleven, voor de visbestanden in de parken en in de rest van de Noordzee, en voor de visserijsector zelf? Asjes: “Er is sprake van steeds complexere cascade-effecten en ruimtelijke-ordeningsvraagstukken. Er liggen nog geen beleidsscenario’s of businesscases voor klaar, maar het kan alle kanten op gaan. In dat ingewikkelde landschap moeten overheid en sectoren in afstemming met NGO’s hun beslissingen nemen. Wij dragen bij aan de kennisbasis die daarvoor nodig is.”