Nieuws

Winterrogge als klimaatoplossing voor melkveebedrijven op droge zandgrond

article_published_on_label
23 september 2024

In 2021-2022 is op Agro-innovatiecentrum De Marke de teelt van winterrogge onderzocht om de opbrengst en voederwaarde te meten bij drie verschillende toepassingen: blijvend grasland doorzaaien met winterrogge, winterrogge als dekvrucht bij nieuw ingezaaid grasland na snijmais en winterrogge als vanggewas. De resultaten van deze veldproef zijn nu bekend en het rapport komt binnenkort beschikbaar. Het toepassen van winterrogge is een klimaatadaptieve en milieuvriendelijke maatregel door benutting van vocht en stikstof uit de bodem in het vroege voorjaar.

Winterrogge bij doorzaaien in blijvend grasland

De drogestof opbrengst van grasland dat is doorgezaaid met winterrogge was niet hoger dan van niet-doorgezaaid grasland. Er is wel een hoge opbrengstpotentie, maar er is aandacht voor de doorzaaitechniek nodig. Omdat de graankorrel groter is dan graszaad is een traditionele grasdoorzaaimachine niet geschikt. Een andere methode van doorzaaien is gewenst. Daarnaast zijn de bodem- en weersomstandigheden tijdens en direct na het doorzaaien bepalend voor het resultaat.

Winterrogge als dekvrucht bij nieuw ingezaaid grasland

De droge stofopbrengst en de totale voederwaarde opbrengst van de eerste en tweede snede was bij het zaaien van winterrogge als dekvrucht in het eerste onderzoekjaar niet significant hoger t.o.v. nieuw ingezaaid gras zonder dekvrucht, maar in het tweede onderzoekjaar wel. De dekvrucht onderdrukte de onkruidontwikkeling. Bij een hoog opbrengstniveau was de voederwaarde van winterrogge relatief laag vergeleken met die van Engels raaigras. Het is daarom belangrijk om geen zware sneden te oogsten. In het tweede onderzoekjaar is tien dagen eerder geoogst dan in het eerste jaar waardoor de voederwaarde van de winterrogge hoger was.

Winterrogge als vanggewas

Winterrogge als vanggewas gaf alleen bij een vroege oogst (voor snijmais) een significant hogere voederwaarde opbrengst (opbrengst x voederwaarde) dan Engels en Italiaans raaigras. Het oogsten van een vanggewas gaf een aanzienlijk risico op vermindering van de droge stof- en zetmeelopbrengst van het volggewas snijmais. Het vanggewas compenseerde weliswaar het verlies aan droge stofopbrengst, maar niet het verlies aan voederwaardeopbrengst.

Veredeling op verteerbaarheid en essentiële voederwaardekenmerken zou de meerwaarde van winterrogge als ruwvoer sterk vergroten. Het beregenen van Engels en Italiaans raaigras tijdens droge periodes in het voorjaar gaf een relatief hoge opbrengstverhoging. Ook beregenen van snijmaïs was effectief. Door de hogere opbrengst daalde de hoeveelheid minerale stikstof in de bodem, waardoor het risico op nitraatuitspoeling kleiner werd.

Uitvoering

I.E. Hoving, G.J. Hilhorst en E. te Winkel-Leijdekkers van Wageningen Livestock Research voerden dit onderzoek uit. Het onderzoek is gesubsidieerd door de Topsectoren Agri & Food en Water & Maritiem en de provincies Gelderland, Brabant en Limburg en gefinancierd door de STOWA, de waterschappen Aa en Maas, Vechtstromen, Limburg, De Dommel, Vallei en Veluwe, Rijn & IJssel en Brabantse Delta en de private partijen Van den Borne Projecten BV, LLTB, KnowH2O, Barth Drainage BV en Machinefabriek Barth BV in het kader het PPS-project ‘Klimaatadaptatie in de praktijk’.