Wageningen World

Palingobstakels

De paling heeft het al decennia moeilijk. Sluizen en gemalen vormen nog altijd grote obstakels voor de mysterieuze trekvis, blijkt uit onderzoek. Intussen komt stukje bij beetje wel de kweek van de volledige palingcyclus in zicht. Als dat lukt, hoeven er voor de palingkweek geen glasaaltjes meer gevangen te worden.

Leadfoto: Patrick Pleul AFP/ANP
Infographic: Steffie Padmos

In de experimentele visonderzoeksfaciliteit van Wageningen University & Research opent onderzoeker Arjan Palstra het dekselvan een watertank. We zien dikke, donker gekleurde palingen rondzwemmen. ‘Dat zijn geslachtsrijpe vrouwtjes waarvan de eieren eerdaags worden afgestreken’, wijst Palstra. Kleinere en slanke zilverkleurige mannetjes zwemmen nieuwsgierig in en uit pvc-buizen die in de bak zijn aangebracht.

Sinds 2016 probeert de onderzoeker samen met collega Leon Heinsbroek de levenscyclus van de Europese paling in gevangenschap te sluiten. Dat gebeurt in het Eel Reproduction Innovation Centre (EELRIC), dat samen met de stichting Duurzame Palingsector Nederland (DUPAN) is opgezet.

Eitjes afzetten

Het eerste doel was om paairijpe vrouwtjes eitjes te laten afzetten, deze te bevruchten met sperma van de mannetjes om zo de eerste larvenstadia op weg naar de jonge zogeheten glasaaltjes te bereiken. ‘Meteen in 2016 zijn we erin geslaagd om de alen larven te laten produceren’, vertelt Palstra. De larven bleven evenwel niet langer dan enkele weken leven. In een vervolgonderzoek, het publiek-private samenwerkingsproject LARVitAAL, proberen de onderzoekers om de kwaliteit en gezondheid van de larven te verbeteren. Dat is succesvol, zegt Palstra, dankzij innovaties in de reproductietechnieken. ‘Sinds september van dit jaar testen we ook vernieuwde diëten om de larven beter te laten opgroeien. We hopen dat ze dan structureel het stadium van glasaal bereiken.’


Als dat lukt, hoeven er geen glasaaltjes meer gevangen te worden om op te kweken. Paling kweken gebeurt bij een tiental bedrijven in Nederland. Zij beginnen met glasaaltjes die gevangen worden, meest voor de kust van Frankrijk. Volgens cijfers van DUPAN produceerden de tien bedrijven in 2023 zo’n 2000 ton kweekpaling, opgekweekt vanuit zeven ton glasaal. Ter vergelijking: de beroepsvissers vingen in dat jaar 453 ton wilde paling.

Als het lukt om een volledig gesloten aal-aquacultuur te bereiken, betekent dat ook goed nieuws voor de wilde paling, aldus Palstra; de visserijdruk zal dan verder afnemen.

Huzarenstukje

De palingpopulatie nam tussen 1980 en 2010 fors af in Europa. De oorzaak daarvan is niet precies duidelijk. ‘De aal is een mysterieuze vis met een lange levenscyclus die zich goeddeels buiten ons gezichtsveld afspeelt’, vertelt Palstra. De vis paait en produceert larven in zee maar volgroeit in zoetwater. Dat paaien gebeurt in de Sargassozee, bijna zesduizend kilometer van Nederland. De larfjes vertonen vervolgens een huzarenstukje door op de golfstromingen mee te liften naar de Europese kusten, waarbij ze een metamorfose ondergaan en veranderen in kleine, transparante glasaaltjes.

Eenmaal terug in Europa ruiken ze het zoete water, maar ze hebben grote moeite om de binnenwateren en rivieren te bereiken door de honderden obstakels in de vorm van dammen, sluizen en gemalen. Ook voor de wegtrekkende volwassen wordende dieren, zogeheten schieralen, die vanuit het zoete water weer de zee op willen zwemmen naar de Sargassozee, vormen deze obstakels een barrière. Gemalen en waterkrachtcentrales kunnen zelfs dodelijk zijn: ondanks verbeteringen die er de afgelopen decennia aan zijn doorgevoerd vormendeze kunstwerken nog al te vaak een gehaktmolen voor vissen. Ook in andere landen, zoals Spanje en Zweden, zitten de vele waterkrachtcentrales de aal dwars.

De palingstand in Nederland zegt niet zoveel over de totale populatie

Maar er zijn meer oorzaken voor de achteruitgang van de paling. Onderzoekers wijzen ook op vervuiling van de grote rivieren en op de zwemblaasparasiet, die een gezonde groei van aal belemmert en de conditie voor het terugzwemmen naar de Sargassozee ondermijnt. Bovendien speelt de palingvisserij een rol bij de afgenomen palingstand.

Europees onderzoek

Palstra maakt deel uit van een groep van circa dertig Wageningse wetenschappers die zich bezighouden met de aal in al zijn facetten, zoals de ecologie en vervuiling van zijn leefgebied, de kweek en reproductie, het aalbeleid en de visserij-economie. ‘Ondanks al het wetenschappelijk onderzoek naar de Europese paling, is er niet één oorzaak aan te geven van de grote achteruitgang vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw’, zegt Tessa van der Hammen, onderzoeker bij Wageningen Marine Research. Van der Hammen is projectleider voor de wettelijke Europese onderzoekstaken die Nederland moet uitvoeren om de paling te ondersteunen. Daarvoor voert Van der Hammen data-onderzoek uit naar de omvang van de aalbestanden. ‘Laten we het erop houden dat de achteruitgang veroorzaakt wordt door een cocktail van factoren. Voor de bescherming van de aal wordt vaak als eerste naar de visserij gekeken, maar we moeten alle oorzaken van achteruitgang aanpakken.’

De palingvisserij in Nederland is afgenomen, al is er geen goed beeld van de omvang van illegale visserij. ‘Van september tot december geldt een vangstverbod, om schieraal gelegenheid te geven te vertrekken. De riviervangst is vanwege de vervuiling helemaal gesloten’, aldus Van der Hammen. In 2023 vingen beroepsvissers 453 ton paling, waarvan 282 ton in het IJsselmeer en Markermeer. Zo’n vijftig jaar geleden werd er alleen al in het IJsselmeer regelmatig meer dan duizend ton paling gevangen.

Het lastige van goed beheer is dat aal een verspreidingsgebied kent van Noord-Afrika tot aan IJsland, zegt Van der Hammen. ‘Dat betekent dat alle landen gezamenlijk de aal moeten beschermen. De aalstand in Nederland zegt niet zoveel over de hele populatie.’

Om die reden is sinds 2007 de zogeheten aalverordening in het leven geroepen, waarin de EU elke lidstaat verplicht om nationale en regionale aalbeheerplannen te maken.

Zo is er tijdens de schieraaltrek gedurende drie maandeneen visserijstop, mogen sportvissers geen aal meer meenemen, wordt er glasaal uitgezet en moeten aanpassingen aan turbines en gemalen worden gedaan zodat de dieren kunnen passeren. ‘Het uiteindelijke doel van de aalverordening is dat in elke lidstaat op de lange termijn meer dan veertig procent van de historische hoeveelheid schieraal naar zee kan trekken om zich voort te planten. Omdat aal een langlevende soort is, wordt verwacht dat het herstel langzaam gaat. De EU kijkt vooral of de trend in de juiste richting gaat.’

Aalbestanden

De Wageningse onderzoekers leveren elke drie jaar een schatting over de aalbestanden aan de EU om te laten zien hoe ver Nederland verwijderd is van het vastgestelde doel. Daarvoor worden onder meer het IJsselmeer en de grote rivieren bemonsterd. ‘Vooral in het IJsselmeer is er een duidelijke stijging te zien van het aantal grotere alen’, vertelt Van der Hammen. Die stijging wordt echter niet in alle landen waargenomen.

Twee foto's laten zien hoe glasaaltjes worden gemerkt met een kleur die verschilt per locatie en tijdstip, om te achterhalen waar ze worden tegengehouden.

‘De methodieken om de palingstand vast te stellen, zijn per lidstaat erg verschillend en daardoor moeilijk vergelijkbaar’, vertelt ze. Om die reden kijkt de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) vooral naar hoeveel glasaal er vanuit de paaigronden terugkomt naar de Europese kusten. ‘Door die hoeveelheid te vergelijken met cijfers uit eerdere jaren weet je of er een stijgende of dalende trend is in het hele Europese bestand.’

De schattingen zijn met veel onzekerheden omgeven, maar volgens Van der Hammen lijkt de achteruitgang in het palingbestand in Europa de laatste tien jaar tot stilstand gekomen. ‘Maar de aanvoer van glasaal vanuit de paaigronden is overal in Europa nog steeds erg laag vergeleken met vroeger.’

Glasaal uitzetten

Om de paling in Nederland te ondersteunen, zet DUPAN met subsidie van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur in Frankrijk gekochte glasaal uit in onder meer Friesland en de randmeren. ‘Dat leidt tot een stijging van de schieraalstand daar’, aldus Van der Hammen. Maar het is nog niet duidelijk of deze uit Frankrijk afkomstige glasaal uiteindelijk vanuit Nederland de Sargassozee weet te bereiken, zegt Ben Griffioen, promovendus bij de leerstoelgroep Aquacultuur & Visserij.

Griffioen onderzoekt bij Wageningen Marine Research in IJmuiden de migratie van trekvis, waaronder de aal, en hij draagt bij aan de monitoring van glasaal op zogenoemde knooppunten. Op die plekken melden de visjes zich begin maart na een lange reis om de Nederlandse binnenwateren te bereiken. ‘De glasaal is vaak slimmer dan we denken’, vertelt Griffioen. ‘Als het in Katwijk niet lukt binnen te trekken, probeert het jonge visje het gerust nogmaals bij IJmuiden, of bij de Afsluitdijk’, constateerde hij. Hij zag ook meerdere malen dat glasaaltjes vrij gemakkelijk met schepen meeliften die via de schutsluizen bij IJmuiden richting Amsterdam varen. ‘Vooral als er in de avond wordt geschut, komen de aaltjes daar gemakkelijk binnen’, zegt hij.

De oplossing zit hem in visveilige pompen

Voor zijn onderzoek in opdracht van het ministerie van LVVN, Rijkswaterstaat en waterschappen, vangt Griffioen glasaal en geeft ze – na een verdoving – een kleurtje dat verschilt per locatie en tijdstip. De doorzichtige visjes zijn dan ongeveer twee jaar oud en een centimeter of zeven lang. ‘Ze zijn nog te klein om ze uit te rusten met een zender en daarom geven we ze de merkjes om ze te volgen op hun weg naar het zoete water.’ De afgelopen jaren zijn meer dan 150 duizend glasalen van een merkje voorzien. ‘We proberen te achterhalen hoeveel glasalen er zijn, hoelang ze worden tegengehouden door bijvoorbeeld een gemaal en of ze uiteindelijk naar binnen kunnen komen.’ Om te achterhalen hoe de visjes verder door een gebied migreren, hebben de onderzoekers duizenden gemerkte glasalen in verschillende groepen losgelaten, onder meer in de buitenhaven van IJmuiden. Griffioen: ‘We zagen op het Noordzeekanaal bijvoorbeeld dat glasalen prima naar binnen kunnen komen, maar dat ze eenmaal in het Noordzeekanaal alsnog ophopen bij de gemalen naar het achterland. Verschillende vispassages werken goed, zoals bij gemaal Halfweg. Daar komt veertig tot tachtig procent van de glasalen succesvol binnen. Bij de meeste vispassages zien we helaas nog maar matig succes met soms een effectiviteit van enkele procenten.’

Knelpunten oplossen

De recente kennis van verschillende onderzoekspartijen wordt eind 2024 in een Nationale glasaalbarrièrelijst gepubliceerd met informatie over ruim honderd locaties, vertelt Griffioen. ‘Waterbeheerders krijgen zo meer inzicht in de stand van zaken en waar met maatregelen veel winst is te behalen.’ De kunst is nu om knelpunten voor de intrekkende glasaalop te lossen, maar daarbij ook rekening te houden met de andere aalstadia zoals de opgroeiende rode aal en de wegtrekkende schieraal, zegt de onderzoeker.

Met AI schieralen tellen

Om te achterhalen hoeveel volwassen schieralen vanuit de zoete binnenwateren op weg gaan naar de Sargassozee om te paaien, vangen beroepsvissers de alen in hun fuiken, in samenwerking met Wageningen Marine Research. Ze zien snel of het een opgroeiende rode aal of een schieraal is. Een schieraal is langer en krijgt een zilverkleurige tint op de buik en een donkere rug; perfecte camouflage voor de lange reis. Ook krijgt de aal grote ogen met een blauwe gloed, waardoor hij beter ziet in dieper water.

Onderzoekers laten in IJmuiden nu zowel rode aal als schieraal langs een onderwatercamera zwemmen. ‘De artificial intelligence achter de camera leert het onderscheid maken tussen de aalstadia’, zegt zoetwaterecoloog Jorn School. ‘Is de oog-lengte verhouding kleiner dan een bepaald getal dan is het rode aal, anders is het schier.’

School hoopt hiermee betere schattingen te kunnen maken van het aantal schieralen dat op reis gaat. ‘Een groot voordeel is dat de aal meteen vrijuit kan gaan, en niet dagen in de fuik zit.’ De camera legt ook het exacte tijdstip van de detectie vast. Daarmee kan de onderzoeker analyseren welke omstandigheden het trekgedrag beïnvloeden, zoals de maanstand, de temperatuur of stroming.

En dan is het weer slecht nieuws dat zich juist bij het grote spuisluizencomplex in IJmuiden het meest dodelijke gemaal van Nederland bevindt, aldus Griffioen. ‘Schieralen kiezen vaak de route van het meeste water. Bij IJmuiden betekent dat dat ze, in omgekeerde richting van de glasaal, via het gemaal naar zee zwemmen. We hebben berekend dat van alle wegtrekkende schieraal daar tien tot vijftien procent sterft, en dat is doodzonde’, zegt hij. Je kan wel maatregelen toepassen zoals aangepast maalbeheer, of schieralen afschrikken met geluid of stroboscooplichtflitsen, maar het blijft toch pleisters plakken, aldus de onderzoeker. ‘De oplossing zit hem eigenlijk in het plaatsen van visveilige pompen waar een schieraal schadevrij doorheen kan en wil zwemmen. Maar het duurt nog wel even voordat elk gemaal in Nederland zo’n pomp heeft. De levensduur is lang en pompen worden veelal niet voortijdig vervangen.’

Mooie slijmlaag

Intussen houden onderzoekers Palstra en Heinsbroek zich in Wageningen niet alleen bezig met het kweken van larven. Ze werken ook aan het opkweken van glasaal tot ouderdieren. ‘Van de glasalen kweken we schitterende schieralen op met een mooie slijmlaag, zonder signalen van stress of agressie, door in stroomgoten de trip naar de Sargassozee na te bootsen’, wijst Palstra. De alen zwemmen daarvoor tegen een stroom in van 0,57 meter per seconde die door een propeller wordt opgewekt. ‘Daaruit leiden we de gezwommen afstand af, terwijl ze uiteraard op hun plek blijven zwemmen. We laten ze drieduizend kilometer afleggen. Dat is voldoende om ze ‘schier’ te krijgen.’ Al na anderhalf jaar kunnen de onderzoekers ze als ouderdier gebruiken, waarbij ze door toediening van hormonen geslachtsrijp worden. ‘We hoeven dus niet zeven tot wel meer dan vijftig jaar te wachten zoals bij de wilde aal.’

Het zou ook mooi zijn als de dieren zelf gaan bedenken wanneer ze ovuleren en paaien, zegt Palstra. Palstra werkt samen met Finse onderzoekers en het Maretarium, een aquarium voor zoetwatervissen in Kotka, Finland, waar een 43-jarige vrouwtjespaling spontaan paairijp werd. ‘Ze maakte deel uit van een groep alen van meer dan een meter lang, die continu wordt gemonitord. Die kennis is van groot belang omdat we geen informatie hebben over paaiende paling in de Sargassozee. Natuurlijk gerijpte Europese paling is nog nooit gevangen, niet in de Sargassozee, noch elders.’