
Nieuws
Duurzame vooruitgang in waterkwaliteit (1999-2022)
Het project Koeien & Kansen heeft in 25 jaar waardevolle inzichten opgeleverd over de impact van melkveehouderij op de waterkwaliteit. Sinds 1999 worden jaarlijkse metingen uitgevoerd op de deelnemende melkveebedrijven door Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), waarbij trends in waterkwaliteit en stikstofbeheer zijn geanalyseerd.
Positieve trends in waterkwaliteit
Tussen 1999 en 2022 is de nitraatconcentratie in grondwater op zandgrond afgenomen met 0,8 mg/l per jaar. De grootste daling vond plaats tussen 1999–2006. De nitraatconcentratie op kleigrond vertoonde echter weinig verandering, met fluctuaties tussen 2 en 15 mg/l, en pieken in 2003–2005 en 2017–2019. Op veengrond werd de waterkwaliteit gemeten in N-totaal (ammonium en organisch stikstof), waarbij de concentraties fluctueren tussen 6 en 13 mg/l, met pieken in 2006 en 2020/2021.
Het N-totaalgehalte in slootwater vertoonde een lichte daling van 0,1 mg N/l per jaar over de volledige periode, met een sterkere daling van 1,5 mg N/l per jaar in de periode 2018–2022. Deze ontwikkelingen wijzen op positieve vooruitgangen, vooral in de laatste jaren.
Nitraatuitspoeling en normoverschrijdingen
Hoewel er positieve trends zichtbaar zijn, blijven er uitdagingen bestaan. Op zandbedrijven wordt de norm voor nitraat in grondwater regelmatig overschreden, vooral in de droge jaren sinds 2017. Daarvoor kwam het nitraatgehalte in het grondwater gemiddeld over de bedrijven overeen met de norm. Dit benadrukt de noodzaak om de nitraatuitspoeling verder te beperken en de effectiviteit van het stikstofmanagement te verbeteren. Op kleigrond wordt de norm voor nitraat in het grond- en drainwater nauwelijks overschreden. Op veenbedrijven wordt de waterkwaliteit gemeten in N-totaal in plaats van nitraat. Voor N-totaal in grondwater geldt echter geen norm: er is gekozen voor een richtlijn van 11,3 mg N/l. Deze waarde wordt regelmatig overschreden, hoewel dit sinds 2009 minder vaak voorkomt.
In slootwater wordt de norm voor N-totaal in bijna alle jaren overschreden op meer dan de helft van de bedrijven. Dit toont aan dat externe factoren, zoals langsgaande sloten en andere bronnen, de waterkwaliteit beïnvloeden.
Stikstofmanagement en bemesting
Van 1999 tot 2022 is er een daling te zien in zowel de N-bemesting op grasland als in het N-bodemoverschot op alle deelnemende bedrijven. De grootste afname vond plaats tussen 1999 en 2005, waarna de daling vertraagde. Op grasland werd de N-bemesting vóór 2006 lager gehouden dan op BIN-bedrijven, maar na 2006 steeg de bemesting op K&K-bedrijven boven het niveau van BIN-bedrijven.
De vermindering van het N-bodemoverschot was op K&K-bedrijven sneller in de beginjaren van het project (1999–2005), waarna het op lange termijn vergelijkbaar werd met het niveau op BIN-bedrijven.
Relatie tussen bedrijfsmanagement en waterkwaliteit
Er blijkt een sterkere relatie tussen het stikstofbeheer en waterkwaliteit op zandgrond dan op kleigrond en veengrond. Op de zandbedrijven was er een duidelijke daling van de nitraatconcentratie. Die liep synchroon met de afname van het N-bodemoverschot tussen 1999 en 2006. Op kleigrond en veengrond waren de trends minder sterk en is de invloed van het mineralenmanagement op de waterkwaliteit minder direct zichtbaar. Dit toont aan dat de effecten van bodemprocessen en weersomstandigheden ook een belangrijke rol spelen in de waterkwaliteit.
Blijvende vooruitgang
Het Koeien & Kansen project heeft belangrijke vooruitgangen geboekt in het verbeteren van de waterkwaliteit op melkveebedrijven. De trends laten een afname zien in nitraatconcentraties en stikstofoverschotten. Er blijven uitdagingen, vooral op de zandbedrijven waar de norm voor nitraatuitspoeling regelmatig wordt overschreden.
Meer weten?
Lees hier het volledige rapport: Waterkwaliteit in Koeien & Kansen (1999-2022) – Een trendanalyse op bedrijfsniveau