Publicaties

Hoogwaardiger gebruik van reststromen voor diervoeder : Bondig overzicht van huidige agro-reststroombestemmingen, en kansen en belemmeringen voor hoogwaardigere inzet van agro-reststromen in Nederland

Geerdink, P.; Annevelink, E.; Ballemans, H.L.M.; Bos-Brouwers, H.E.J.; Broeze, J.; Elbersen, H.W.; Gort, F.A.J.; van Hal, O.; Meijer, N.P.; Snels, J.C.M.A.; Appel, M.J.; Voogt, J.A.; Vernooij, D.M.

Samenvatting

Dit onderzoek maakt deel uit van het project ‘KD-2023-062 Hoogwaardig gebruik van reststromen voor diervoer’. Dit rapport beschrijft Deel 2 en 3 van het project (voor de rapportage van Deel 1 zie Geerdink & Vernooij, 2025) en presenteert een overzicht van de hoofdbevindingen uit afgeronde en lopende projecten, kwantitatieve inzichten over de huidige toepassingen van reststromen, en kwalitatieve inzichten in trends, belemmeringen en kansen voor het gebruik van reststromen in diervoeder. De volgende twee onderzoeksvragen worden beantwoord: 1. Wat weten we over de beschikbaarheid, huidige inzet en circulariteit van reststromen als diervoeder? 2. Wat zijn de oorzaken van een andere inzet van reststromen dan als diervoeder? De aanleiding voor dit onderzoek is de behoefte van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) aan inzicht in de volumes van beschikbare reststromen en hun geschiktheid voor diervoeder. Daarnaast is het voor LVVN van belang om beter te begrijpen waarom reststromen momenteel in andere sectoren worden ingezet en om mogelijke beleidsmaatregelen te verkennen die het gebruik van reststromen in diervoeder kunnen bevorderen. Dit is relevant omdat voedselreststromen steeds vaker worden benut voor toepassingen zoals energieproductie, wat de beschikbaarheid ervan voor diervoeder onder druk kan zetten. De onderzoeksaanpak richtte zich op het raadplegen van de agro-reststromen database (Soethoudt et al., 2024; Broeze et al., 2024b), het samenbrengen van beschikbare informatie uit relevante literatuur en uit (recent) afgeronde en lopende projecten via documentanalyse, tien expertconsultaties (intern), en vijf sectorgesprekken (extern). Het antwoord op de eerste onderzoeksvraag toont aan dat het volume van potentieel interessante reststromen aanzienlijk is, waarvan de meeste al grotendeels als diervoeder worden verwaard. Voor dierlijke bijproducten is de laatste jaren meer wettelijke ruimte gecreëerd, wat heeft geleid tot een hogere inzet van deze bijproducten in diervoeder. Echter, door de sterke vraag vanuit andere markten, zoals voer voor gezelschapsdieren en biodiesel, zijn de mogelijkheden voor verdere inzet van dierlijke bijproducten voor diervoeder momenteel beperkt. Hoewel veel oogstresten, gewasresten en reststromen uit de veeteelt en visserij theoretisch circulairder ingezet zouden kunnen worden, evenals sommige reststromen uit slachterijen en, in mindere mate, gft-reststromen uit supermarkten en huishoudens, verhinderen praktische, economische en juridische overwegingen het gebruik van gewasresten en een deel van de dierlijke bijproducten als diervoeder. Het antwoord op de tweede onderzoeksvraag laat zien dat de oorzaken voor het gebruik van reststromen voor andere toepassingen dan diervoeder voornamelijk praktisch, economisch en juridisch van aard zijn. Ten eerste zijn er bij oogst- en gewasresten geen specifieke juridische belemmeringen voor inzet als diervoeder, behalve de generieke veiligheidseisen voor diervoeder. Deze reststromen worden vaak op het land achtergelaten of ondergeploegd als groene meststof, omdat het transport en de opslag van deze vaak kort houdbare en vochtige reststromen kostentechnisch minder aantrekkelijk zijn. Daarnaast speelt de concurrentie met energietoepassingen een rol. Bedrijven kiezen er vaak voor om reststromen om te zetten in biogas voor energieproductie, omdat dit financieel voordeliger kan zijn dan deze reststromen als diervoeder af te zetten, gezien de energieprijzen en emissierechten. Voor dierlijke bijproducten liggen de oorzaken voornamelijk in juridische belemmeringen. Na verschillende crises, zoals BSE en mond- en klauwzeer, zijn er strikte verboden ingesteld op het gebruik van dierlijke bijproducten als diervoeder, behalve in uitzonderlijke gevallen die aan strikte voorwaarden voldoen. Deze uitzonderingen zijn echter beperkt en vaak specifiek voor bepaalde diersoorten of omstandigheden, en vereisen onder andere een risicoanalyse en goedkeuring van de Europese autoriteiten. Tot slot worden er aanbevelingen gedaan op drie gebieden: innovatie, regelgeving en samenwerking. Innovaties omvatten het verbeteren van de houdbaarheid en logistiek van reststromen, het onderzoeken van alternatieve reststromen, het stimuleren van biogasproductie in combinatie met reststroomgebruik, het verbeteren van analysetools voor monitoring, en het inzetten op innovaties die praktische en economische haalbaarheid vergroten richting het verhogen van de inzet van reststromen in diervoeder. Wat regelgeving betreft, wordt aangeraden om de toelating van dierlijke bijproducten voor diervoeder (verder) te versoepelen, Europese wetgeving te harmoniseren, een strategisch kader voor reststroomgebruik te ontwikkelen, en experimenteerruimte in de regelgeving te creëren om innovaties te kunnen testen. Ten slotte worden samenwerking en kennisdeling gestimuleerd door het vergroten van inzicht in sectoren die reststromen nodig hebben, het opzetten van een centrale reststroomdatabase, het faciliteren van publiek-private samenwerkingen, het versterken van de rol van brancheorganisaties, en het prioriteren van circulaire ketens in de agrofoodsector middels gezamenlijke afspraken over het gebruik van reststromen.