Bosreservaten

Nederland telt 60 bosreservaten. Sommigen zijn voorbeelden van de meest natuurlijke bossen. Anderen zijn cultuurbos.

In ieder bosreservaat ligt een zogenaamde kernvlakte. Dit is een proefvlak van ongeveer één hectare groot, doorgaans 140 * 70 m. De kernvlakte is zo gekozen dat het bostype waarvoor dat bosreservaat is aangewezen, op die plek het best vertegenwoordigd is.

In de kernvlakte worden de posities van alle levende en dode bomen met een diameter van 5 cm of meer ingemeten. Van elke levende boom worden diverse eigenschappen en grootheden opgenomen (soort, dikte, hoogte, kroonkarakteristieken). Van elke dode boom wordt o.a. de soort, diameter, hoogte dan wel lengte en het verteringsstadium bepaald. Ook dode bomen worden dus door de tijd gevolgd.Wat gebeurt er als bomen en struiken zelf kunnen bepalen waar ze groeien en hoe ze groeien? Dan ontwikkelen zich historisch gezien nieuwe bossen en bosbeelden. Oude bossen krijgen nieuwe kenmerken (soorten, groeivormen, dood hout, open ruimtes) en er komen overgangen tussen natuurtypen (graslanden, heides) waardoor voor veel soorten meer ruimte ontstaat. Deze extra ruimte is hard nodig.

De Nederlandse natuur heeft erg weinig speelruimte. Natuur ligt stevig op zijn plek door historisch landgebruik, de Ecologische Hoofdstructuur en Natura 2000. Sommige natuurterreinen, waaronder bossen, gaan qua landgebruik terug tot in de Middeleeuwen, andere bossen zijn recent aangelegd of (spontaan) ontwikkeld. Ongeacht de leeftijd van de bossen is het niet meer vanzelfsprekend dat reguliere beheermaatregelen in graslanden, heideterreinen, bossen e.d. werken. Doelsoorten vertrekken, nieuwe soorten verschijnen. Dit komt door veranderingen in landgebruik, stikstofdepositie en klimaatverandering.

Het kost tijd om de spontane ontwikkeling van vegetaties te volgen en de verrassingen die zich hierbij voordoen in kaart te brengen. Toch is dit absoluut nodig bij het zoeken naar nieuwe natuur- en beheervormen: wat heeft de natuur zelf te zeggen?

Het bosreservatenonderzoek richt zich op nieuwe kansen voor het beheer en beleid bij de ontwikkeling van ecologisch veerkrachtige boslandschappen. Hierbij dienen 60 bosreservaten verspreid door het hele land als uitvalsbasis.

Algemene informatie

Algemeen

Natuurlijke ontwikkeling in bos- en natuurgebieden kwam vanaf 1970 sterk in de belangstelling door veranderde ecologische, maatschappelijke en economische inzichten. Met name de stormen in 1972 en 1973, waarbij grote oppervlakten bos omwaaiden, deden de vraag naar meer ecologische kennis toenemen.

In 1987 besloot de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselvoorziening tot de instelling van de bosreservaten. Vooruitlopend op dit besluit zijn de eerste reservaten aangewezen in 1983; het zestigste en laatst aangewezen reservaat is Ossenbos in 2000. De meeste reservaten zijn beheerd totdat het gebied werd aangewezen als reservaat.

Ligging

De bosreservaten liggen verspreid in alle provincies met uitzondering van Zeeland. Gelderland, de provincie met het grootste areaal bos, heeft de meeste reservaten (12). Vrijwel alle reservaten liggen in grotere bos- en natuurgebieden. Uitzonderingen hierop zijn o.a. het Pilotenbos, onderdeel van het Amsterdamse bos (Gemeente Amsterdam) en bosreservaat Ossenbos in het Infanterieschietkamp Harskamp (Ministerie van Defensie).

aantallen reservaten per provincie.gif

Bostypen

De meeste bosreservaten zijn geheel of gedeeltelijk aangelegd als cultuurbos en beheerd tot het jaar van aanwijzing als bosreservaat. Vaak gaat het om een eerste generatie bos van douglas, grove den, lariks, eik of beuk. Maar ook ouder bos dat uit een tweede of zelfs derde generatie komt binnen de bosreservaten voor.

Enkele bosreservaten of delen ervan bestaat uit aangelegd bos waarin sinds de aanleg geen beheersingrepen hebben plaatsgevonden. Mattemburgh in Noord-Brabant is zo'n bos en ook delen van bosreservaat de Imboschberg.

Meestal komen er meerdere bostypen per reservaat voor. Niet altijd bestaat het bosreservaat alleen uit bos. De helft van het grote bosreservaat Imboschberg bestaat uit heide. De Slikken van Flakkee bestaat uit grote delen met struweel en ook de Duursche Waarden (gelegen in de uiterwaarden van de IJssel) zijn voor een groot deel (nog) niet met bos begroeid.

Oppervlakten

Het totale oppervlak van de 60 bosreservaten is 2900 ha. Hiervan ligt 28% in Gelderland; in Zuid-Holland ligt 16%, vooral dankzij het reservaat Slikken van Flakkee (323 ha) dat het grootste bosreservaat is. Het kleinste bosreservaat is Bekendelle (4.3 ha, Gelderland).

Grootte van reservaten.gif

Beheer

Alle reservaten van het Programma Bosreservaten hebben met elkaar gemeen dat er geen beheer meer plaatsvindt. In de meeste reservaten is beheer pas gestaakt na aanwijzing. Voor aanwijzing was het beheer gericht op uitkap of kaalkap. Enkele reservaten kennen een lange periode van spontane ontwikkeling zoals Mattemburgh (niet meer beheerd sinds 1850) en Kijfhoek bij Wassenaar (sinds 1835). Kijfhoek is tevens een voorbeeld van bos dat spontaan is ontstaan zonder aanplant. Ook Tongerense Hei (Vaassen) is een spontane heidebebossing.

Andere spontaan ontstane bossen die nooit zijn beheerd zijn: Kampina in Noord-Brabant, Molenven in Overijssel.

Eigenaren

De reservaten die zijn aangewezen voor 1995 zijn in eigendom van Staatsbosbeheer, m.u.v. Rodaam (PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland). Na 1995 doen ook provinciale landschappen, Natuurmonumenten en diverse particuliere terreineigenaren mee. Staatsbosbeheer levert zowel qua aantal (39) als qua oppervlak (56%) de meeste bosreservaten. Natuurmonumenten levert 9 reservaten en 23% van het totale reservaatoppervlak. Alle overige eigenaren beheren elk één bosreservaat.

eigenaren bosreservaten.gif

Overzicht bosreservaten

Bosreservaat Reservaat code Provincie
Achter de Voort 59 Overijssel
Beerenplaat 30 Zuid-Holland
Bekendelle 42 Gelderland
Berkenvallei 36 Friesland
Bunderbos 53 Limburg
Dieverzand 25 Drenthe
Drieduin 1 11 Noord-Holland
Drieduin 2 12 Noord-Holland
Drieduin 3 13 Noord-Holland
Duursche Waarden 40 Overijssel
Galgenberg 3 Utrecht
de Geelders 35 Noord-Brabant
Grootvenbos 17 Noord-Brabant
Grote Weiland 57 Gelderland
Heloma-Bleekerspolder 54 Friesland
Herkenbosser Heide 52 Limburg
de Heul 41 Utrecht
Hollandse Hout 33 Flevoland
de Horsten 48 Zuid-Holland
Houtribbos 32 Flevoland
Imboschberg 56 Gelderland
Kampina 49 Noord-Brabant
Keizersdijk 26 Noord-Brabant
Kijfhoek 34 Zuid-Holland
Kloosterkooi 27 Overijssel
Kremboong 45 Drenthe
Leenderbos 23 Noord-Brabant
het Leesten 14 Gelderland
Leyduin-Vinkenduin 55 Noord-Holland
Lheebroeker Zand 2 Drenthe
Lieftinghsbroek 43 Groningen
Mattemburgh 51 Noord-Brabant
Meerdijk 8 Flevoland
Molenven 29 Overijssel
Nieuw Milligen 10 Zuid-Holland
Norgerholt 46 Drenthe
Oosteresch 19 Drenthe
Ossenbos 60 Gelderland
Oude Kat 58 Zuid-Holland
Pijpebrandje 9 Gelderland
Pilotenbos 38 Noord-Holland
't Quin 15 Limburg
Riemstruiken 21 Gelderland
Roodaam 20 Noord-Holland
't Rot 44 Gelderland
't Sang 16 Noord-Brabant
Schone Grub 24 Limburg
Schoonlooërveld 18 Drenthe
Slikken van Flakkee 37 Zuid-Holland
Smalbroeken 50 Noord-Brabant
Smoddebos-Duivelshof 39 Overijssel
Starnumansbos 1 Friesland
Stille Eenzaamheid 47 Gelderland
Tongerense Hei 31 Gelderland
Tussen de Goren 4 Noord-Brabant
Vechtlanden 6 Overijssel
Vijlnerbos 5 Limburg
Wilgenreservaat 28 Flevoland
Zeesserveld 7 Overijssel
Zwarte Bulten 22 Gelderland

Buitenlandse referenties

Nederlandse bossen zijn over het algemeen jong en intensief gebruikt. Om de natuurlijkheid van de bossen te beoordelen zijn natuurlijke referenties nodig.

Omdat de meest natuurlijke voorbeelden van de belangrijkste bostypen in Nederland niet aanwezig zijn, is een aantal bosgebieden in het buitenland als referentiebos geselecteerd en toegevoegd aan het monitoringprogramma. Zo zijn delen in Fontainebleau in Frankrijk aangemerkt als referentie voor Wintereiken-Beukenbossen, waarvan Pijpebrandje als meest natuurlijk voorbeeld voor Nederland geldt.

buitenlandse bosreservaten ter referentie.jpg

Dode wintereiken in Fontainebleau. Rechts het New Forest in Zuid-Engeland.

Ook in Frankrijk ligt Ile de Rhinau, een hardhoutooibos dat op een eiland in het stroomdal van de Rijn ligt, op de grens van Duitsland en Frankrijk onder Straatsburg. Het Hasbruch en het Neuenburger Urwald zijn twee voorbeelden van referentiebossen in Noord-Duitsland. In beide bosgebieden wordt de ontwikkeling in meer natuurlijke vertegenwoordigers van het Eiken-Haagbeukenbos en het Wintereiken-beukenbos gevolgd. Tot slot liggen in de New Forest in Zuid-Engeland nog enkele proefvlakken. Hier wordt de bosontwikkeling in Wintereiken-Beukenbossen en Eiken-Haagbeukenbossen onder invloed van begrazing bestudeerd.

Onderzoek in de bosreservaten

Algemeen

De reservaten van het Programma Bosreservaten zijn onderzoeksobjecten, waar de veranderingen in samenstelling en structuur worden vastgelegd. Naast het monitoren volgens een vastgestelde methodiek, worden er additionele waarnemingen gedaan. Het bosreservatennetwerk wordt gebruikt voor nationale en internationale onderzoeksprojecten in bossen.

Meetprogramma monitoring

Bij het aanwijzen is van elk bosreservaat de uitgangssituatie vastgelegd. Het betreft veldgegevens over de bosstructuur, de bodem, het humusprofiel en de vegetatie. Daarnaast zijn zoveel mogelijk gegevens verzameld over het gebruik en beheer van het gebied in het verleden.

In principe elke 10 jaar worden de veranderingen in bosstructuur en vegetatie vastgelegd. De opnamen in de zogenaamde steekproefcirkels geven een beeld van het reservaat als geheel, terwijl in de kernvlakte meer in detail wordt gemonitord. Zowel om de steekproefcirkels als in de kernvlakte wordt de positie van elke boom ingetekend, waardoor de veranderingen op het niveau van individuele bomen kan worden gevolgd. Ook worden op vaste punten in de kernvlakte foto’s genomen van de kruidlaag en van de boomlaag.

De veldwaarnemingen worden opgeslagen in een centrale database. Ook andere gegevens over het reservaat, bijvoorbeeld over de historie, zijn toegevoegd. De geanalyseerde gegevens worden per reservaat in een aantal rapporten beschreven (zie Publicaties).

Het maken van foto's in de kernvlakte
Het maken van foto's in de kernvlakte

De veldwaarnemingen worden opgeslagen in een centrale database. Ook andere gegevens over het reservaat, bijvoorbeeld over de historie, zijn toegevoegd. De geanalyseerde gegevens worden per reservaat in een aantal rapporten beschreven (zie Publicaties).

Het Programma Bosreservaten is officieel begonnen in 1987. De oudste gegevens uit het bestand dateren van 1980 en beschrijven de bosstructuur van de kernvlakte van Bekendelle en De Stille Eenzaamheid.

In 2000 is het zestigste en laatste bosreservaat aangewezen. Alle zestig bosreservaten zijn minimaal één keer geïnventariseerd. In ongeveer 15 bosreservaten zijn de bosstructuur en vegetatie voor de tweede keer opgenomen. Bosreservaat Galgenberg is zelfs al drie keer geïnventariseerd.

Aanvullende waarnemingen

In meer dan de helft van de reservaten is de paddestoelenflora geïnventariseerd. Paddestoelen zijn van groot belang voor de kringloop in het bosecosysteem en dragen in belangrijke mate bij aan de diversiteit van het bos. De additionele waarnemingen zijn gedaan in de periode 1980 tot 2001 en vallen buiten het standaardmeetprogramma.

In de loop der tijd is er steeds meer aandacht gekomen voor de ontwikkeling van het humusprofiel. Het humusprofiel vormt de overgangszône tussen de abiotiek en de biotiek en speelt een belangrijke ecologische rol in het bos. De beschrijving van het humusprofiel is als standaardonderdeel opgenomen in de bodembeschrijving die bij aanwijzing van het reservaat is uitgevoerd. Van 10 reservaten is het humusprofiel in relatie tot dood hout of voorkomen van vegetatie nader onderzocht.

Links: humusonderzoek; rechts: leeftijdsbepaling van een dode wintereik
Links: humusonderzoek; rechts: leeftijdsbepaling van een dode wintereik

Onderzoek op projectbasis

Meer en meer worden de waarnemingen in de reservaten ingebed in projecten die een specifiek doel hebben. Gebruik maken van het netwerk heeft als voordeel dat er al zo veel bekend is over deze onderzoekslocaties en het eigenlijke nieuwe onderzoek sneller en beter uitgevoerd kan worden. Diverse studentenonderwerpen, promotieonderzoeken en projecten uitgevoerd in opdracht van het Ministerie voor LNV, zoals onder meer onderzoek naar genetische variatie van boomsoorten, hebben gebruik gemaakt van gegevens die binnen het Programma Bosreservaten zijn verzameld.

Ook binnen projecten die door de EU worden gefinancierd, spelen de bosreservaten een rol. Anno 2008 zijn binnen het project ADAM (‘ADAptive and Mitigative strategies for climate change), in verschillende bosreservaten dendrometers opgehangen om nauwkeurig de bijgroei van enkele boomsoorten te volgen. Deze dendrometers hebben inmiddels een mooie meetreeks van 10 jaar opgeleverd.

 Meetresultaten van 10 seizoenen dendrometers in bosreservaat Starnumansbos
Meetresultaten van 10 seizoenen dendrometers in bosreservaat Starnumansbos
dendrometer.jpg

Onderzoek in de kernvlakte

In ieder bosreservaat ligt een zogenaamde kernvlakte. Dit is een proefvlak van ongeveer één hectare groot, doorgaans 140*70m. De kernvlakte is zo gekozen dat het bostype waarvoor dat bosreservaat is aangewezen, op die plek het best vertegenwoordigd is.

In de kernvlakte worden de posities van alle levende en dode bomen met een diameter van 5 cm of meer ingemeten. Van elke levende boom worden diverse eigenschappen en grootheden opgenomen (soort, dikte, hoogte, kroonkarakteristieken). Van elke dode boom wordt o.a. de soort, diameter, hoogte dan wel lengte en het verteringsstadium bepaald. Ook dode bomen worden dus door de tijd gevolgd.

 Voorbeeld van een plot van posities van stammen in de kernvlakte
Voorbeeld van een plot van posities van stammen in de kernvlakte

Anders dan in de steekproefcirkels worden in de kernvlakte ook de kroondimensies ingemeten. Dit gebeurt door de vier uiterste punten van de kroonperiferie in te tekenen.

Vier periferiepunten voor metingen van de kroonprojectie
Vier periferiepunten voor metingen van de kroonprojectie

De gegevens van de kernvlakte geven informatie over de dynamiek van het kronendak, over interacties tussen boom- en struiksoorten en over de wijze waarop de bodemvegetatie reageert op veranderingen in het kronendak. Kernvlaktes dienen ook voor het vergelijken van het gedrag van boom- en struik- en kruidsoorten tussen de reservaten.

Behalve al deze metingen worden ook bij elke inventarisatie foto’s op vaste punten gemaakt. Deze foto’s visualiseren de ontwikkelingen die in het kronendak en in de vegetatielaag zijn waargenomen.

In de kernvlakte worden de verjonging en de vegetatie gemonitord in deelplots van 10*10m. Voor 1996 werd de vegetatie in de kernvlakte slechts in een deel van de kernvlakte opgenomen.

Monitoring in de Steekproefcirkels

Om de monitoring te vergemakkelijken is in elk reservaat een denkbeeldig ruitennet aangebracht. Een deel van de ruitennetpunten is in het veld gemarkeerd met palen.

Een selectie van de punten vormen permanente meetpunten, de zogenaamde steekproefcirkels, elk met een oppervlak van 500m2. Hierin worden de vegetatie, de bosstructuur inclusief dood hout en verjonging op gestandaardiseerde wijze gemonitord. De kenmerken en positie van individuele bomen, levend of dood, dikker dan 5 cm dbh worden opgenomen. Bomen dunner dan 5 cm dbh en groter dan 50 cm, de verjonging, worden geteld.

De waarnemingen in diverse steekproeven tesamen leveren informatie over het reservaat als geheel. Het aantal steekproefcirkels is o.a. afhankelijk van het oppervlak van het reservaat. Naast de steekproefcirkels vindt ook monitoring van bos en vegetatie plaats in een zogenaamde kernvlakte.

overzichtreservaat1_651be583_670x489.gif

Aan de hand van het ruitennet wordt een vegetatiekartering van het bosreservaat gedaan, waarbij op dominerende soorten wordt gekarteerd en het voorkomen van individuele bijzondere soorten.