Nieuws
De Nederlandse Melkveehouderij in 2030
De komende tien jaar zal het aantal melkveebedrijven in Nederland met 33% afnemen, van 16.000 in 2018 tot ongeveer 10.600 in 2030. De totale hoeveelheid geproduceerde melk zal tot 2024 gelijk blijven en dan naar 2030 toe licht stijgen. Dit blijkt uit een basisscenario van een door Wageningen University en Research uitgevoerde verkenning van ontwikkelrichtingen voor de Nederlandse melkveehouderij voor 2030. Daarin worden vier scenario’s naast elkaar gelegd. De studie werd door Wageningen Economic Research uitgevoerd in opdracht van Friesland-Campina.
Basisscenario
Het basisscenario gaat uit van vaststaand en ingezet beleid en voortzetting van het gedrag in de melkveesector uit het verleden. Beleid dat op dit moment nog niet concreet is ingevuld, zoals bij voorbeeld extern salderen en het voorgenomen nieuwe mestbeleid is niet meegenomen. In het basisscenario wordt er van uitgegaan dat de melkveehouders de financiële ruimte die er is, gebruiken om te investeren in groei van het melkveebedrijf. In dit scenario daalt het aantal melkkoeien de komende tien jaar tot net onder de 1.5 miljoen. De totale melkproductie neemt met 4% toe omdat de melkproductie per koe autonoom toe blijft nemen in lijn met de trend van de afgelopen periode. De gemiddelde bedrijfsgrootte van een Nederlandse melkveehouderij zal in het basisscenario stijgen van 101 naar 139 melkkoeien.
Wageningen University & Research baseert zich hierbij op een nieuw ontwikkeld economisch model waarmee het effect van economische, beleidsmatige en maatschappelijke veranderingen op de structuur van de Nederlandse melkveesector in samenhang kunnen worden verkend. Het model maakt gebruik van gegevens uit de CBS-Landbouwtelling en het Bedrijveninformatienet van Wageningen Economic Research.
De modelverkenningen laten zien dat een deel van de melkveehouders de komende tien jaar zal stoppen vanwege leeftijd en het ontbreken van een opvolger, maar er is ook een deel van de boeren dat naar verwachting zal moet stoppen omdat het niet meer aan de financiële verplichtingen kan voldoen.
in het basisscenario blijft de melkveehouderij binnen het fosfaatplafond en lijken het stikstofplafond en de afspraken uit het Klimaatakkoord haalbaar te zijn. Op het thema ammoniak lijkt er echter nog wel een opgave te liggen. Uit het onderzoek blijkt ook dat de resultaten van het baselinescenario gevoelig zijn voor veranderingen in uitgangspunten van het model zoals bijvoorbeeld de melkprijs, technische resultaten of de hoogte van de te betalen rente.
Exploratieve scenario’s
In het onderzoek zijn naast het basisscenario ook drie exploratieve scenario’s verkend waarbij de vraag is gesteld: wat zou er gebeuren als...? Deze scenario’s zijn gebaseerd op mogelijke toekomstige maatschappelijke veranderingen en hebben als doel te verkennen welke ontwikkelingsrichtingen de sector nog meer zou kunnen doormaken het komende decennium.
In het eerste exploratieve scenario is er meer aandacht vanuit de markt en de maatschappij voor een ‘natuur-inclusieve’ melkveehouderij. In het tweede scenario, ‘de vrije markt’, ligt de nadruk op het produceren van betrouwbaar en goedkoop voedsel en gelden er geen aanvullende eisen voor natuur en milieu. In het derde scenario (‘focus op sociale eisen en rendement’) zetten melkveehouders niet maximaal in op groei, maar stelt de melkveehouder eisen aan het inkomen uit het bedrijf en kijkt men ook naar andere investeringsmogelijkheden binnen en buiten het bedrijf.
In alle drie deze exploratieve scenario’s is het aantal melkveehouderijen in 2030 verder afgenomen dan in het basisscenario. Daarnaast leiden deze scenario’s tot gemiddeld grotere bedrijven, die in het vrije marktscenario gemiddeld duidelijk groter en intensiever en in het natuur-inclusieve scenario gemiddeld extensiever zijn. In het scenario waarin de melkveehouders minder inzetten op groei, neemt de totale melkproductie het meest af.
Een belangrijk resultaat van de studie is ook dat er een model is ontwikkeld waarmee het effect van veranderingen in economie, beleid en investeringsgedrag op de structuur van de melkveehouderijsector in samenhang verkend kunnen worden. Met het model kunnen ook nieuwe scenario’s en omstandigheden worden doorgerekend.