Infectieuze Rhinotracheïtis (IBR) of koeiengriep

Koeiengriep (IBR)

Infectieuze rhinotracheïtis (IBR) of koeiengriep is een virusziekte onder runderen veroorzaakt door het bovine herpesvirus type 1 (BHV1). Het virus veroorzaakt een acute ontsteking van de slijmvliezen in de voorste luchtwegen: de neus (rhino) en de luchtpijp (trachea); aan deze ontstekingen ontleent de ziekte haar naam. De ziekte staat ook bekend als koeiengriep.

IBR kan gepaard gaan met koorts, verminderde eetlust, roodheid van de slijmvliezen, slijmvliesbeschadigingen, neusuitvloeiing, niezen en hoesten. Naast de luchtwegproblemen kan er een (tijdelijke) daling in de melkproductie optreden.

Diverse landen waarnaar Nederland rundvee exporteert, eisen dat de dieren vrij zijn van alle afweerstoffen tegen IBR - inclusief afweerstoffen tegen vaccins. Voor export naar deze landen komen dus uitsluitend ongevaccineerde IBR-vrije runderen in aanmerking. Om de gevolgen van eventuele verdere handelsbeperkingen te beperken, heeft de Nederlandse melkveesector besloten met een IBR bestrijdingsprogramma toe te willen werken naar een IBR-vrije status.

Ziekteverwekker

IBR of koeiengriep wordt veroorzaakt door het bovine herpesvirus 1 (BHV1), een virus dat behoort tot de alphaherpesvirussen, een subfamilie van de herpesvirusfamilie. BHV1 kan diverse ziektes veroorzaken bij runderen, waarvan infectieuze bovine rhinotracheïtis (IBR) de belangrijkste is.

Situatieschets

BHV1, het virus dat infectieuze rhinotracheïtis veroorzaakt,  komt wereldwijd voor en is in Nederland sinds 1973 aangetoond. Toen uit tankmelkonderzoek in 1994 bleek dat 84% van alle melkveebedrijven besmet waren met BHV1, leidde dit tot de ontwikkeling van een IBR-bestrijdingsprogramma. Het programma startte in 1998 en verplichtte veehouders op serologisch positieve bedrijven te vaccineren met een IBR-vaccin waarmee in het veld onderscheid gemaakt kon worden tussen door BHV1 besmette en voor BHV1 gevaccineerde runderen. Begin 1999 bleek echter dat een deel van het gebruikte vaccin vervuild was met BVD-virus. De registratie van het levende markervaccin werd geschorst, de verplichting om te vaccineren opgeschort en het IBR-bestrijdingsprogramma zou moeten worden aangepast.  

Anno 2016 is ongeveer een derde van de Nederlandse melkgevende rundveebedrijven is gecertificeerd IBR-vrij. Bij de niet melk-leverende bedrijven is slechts een achtste gecertificeerd IBR-vrij. Het is niet duidelijk in welke mate IBR op dit moment een probleem is op de Nederlandse rundveebedrijven.

Ziektebeeld

IBR geeft acute ontsteking van de voorste luchtwegen (neus, keelholte en luchtpijp), die soms gepaard gaat met verwerpen en daling in de melkproductie. Het klinische beeld wordt in eerste instantie gekenmerkt door een heldere neusuitvloeiing, dat in een later stadium meer muco-purulent wordt. De ophoping van secreta / excreta in de voorste luchtwegen kan tot een klinisch beeld van een acute benauwdheid leiden (verwijde neusgaten en met open bek en gestrekte hals ademhalen). De infectie verloopt ook vaak subklinisch. Een nauwkeurige inspectie van de voorste luchtwegen kan een beeld opleveren variërend van kleine met pus gevulde blaasjes tot een compleet witgekleurd / necrotisch celbeslag, wat als pathognomonisch voor IBR wordt beschouwd.

Verspreiding / transmissie

Met BHV1 geïnfecteerde runderen (met name koeien) scheiden gedurende een korte periode virus uit, waarna het virus in een slapende (latente) fase gaat om na re-activatie weer actief te worden. Het virus kan behalve via neusuitvloeiingen ook uitgescheiden worden in vaginaal slijm en sperma. Direct na een primaire, acute infectie en na re-activatie scheiden runderen het infectieuze virus uit. Eenmaal met BHV1 geïnfecteerde runderen blijven levenslang besmet (een infectie in een veelal slapende toestand) en kunnen na re-activatie steeds opnieuw virus uitscheiden.

Diagnostiek

Hoewel de diagnose IBR / BHV1 met een zekere betrouwbaarheid op basis van het klinische beeld gesteld kan worden, wordt er vaak gebruik gemaakt van laboratoriumtests om het virus of de infectie uit te sluiten of aan te tonen omdat de infectie ook subklinisch kan verlopen. Dit kan onder andere op basis van een serologisch onderzoek (aantonen van specifieke afweerstoffen tegen het BHV1 virus), virusisolatie, een fluorescente antistofkleuring van orgaanmateriaal of de detectie van viraal DNA met moleculaire technieken (zoals PCR). De aanwezigheid van maternale afweerstoffen kan de diagnostiek met serologie moeilijk of onmogelijk maken. Besmette dieren blijven latent geïnfecteerd,  kunnen steeds weer opnieuw virus gaan uitscheiden en blijven levenslang seropositief.

Preventie en controle

Omdat eenmaal met BHV1 geïnfecteerde runderen levenslang besmet (een infectie in een veelal slapende toestand) blijven, lijkt het voor eradicatie het beste om serologisch positieve (afweerstoffen tegen het BHV1 veldvirus aangetoond) runderen op te sporen en, al dan niet geleidelijk, af te voeren.

Naast diagnostiek, om (latent) besmette dieren op te sporen kan een bedrijf een aantal (bedrijfsspecifieke) managementmaatregelen nemen om de insleep van BHV1 (en andere ziekten) te voorkomen. Hierbij zou gedacht kunnen worden aan het minimaliseren van aankoop /aanvoer van dieren, voorkomen van (direct) contact tussen dieren van gecertificeerd-vrije  bedrijven en niet-vrije bedrijven, het hebben van een hygiëne barrière met o.a. bedrijfskleding.