Dataverzameling aan boord van visserijschepen
Naast de bemonstering van de aanvoer van de commerciële visserij, is de bemonstering van ongewenste bijvangst die weer overboord wordt gezet, ook wel discards genoemd, een belangrijke pijler om een completer beeld te hebben van de vangsten van de visserij.
Het onderzoek naar discards vindt hoofdzakelijk plaats op zee, waarbij de gegevens worden verzameld aan boord van commerciële visserijschepen in zowel de pelagische als in de demersale visserij. De selectie- en bemonsteringscriteria zijn vastgesteld conform EU-verplichtingen.
Discards bestaan uit ondermaatse commerciële vis, vis van onvoldoende kwaliteit, vis waarvan de quota reeds zijn bereikt en/of niet-commerciële vissoorten, alsmede andere mariene organismen. Daarnaast worden aan boord incidentele bijvangsten van bijvoorbeeld zeezoogdieren gemonitord.
De bemonstering omvat momenteel twee typen bemonsteringsmethoden, namelijk waarnemers en zelfbemonstering. Bij de eerste, meer conventionele methode nemen waarnemers van Wageningen Marine Research die meevaren aan boord van commerciële visserijschepen zelf monsters. Binnen de zelfbemonstering worden de monsters genomen door geïnstrueerde bemanningsleden. De bemonsteringsmethodieken zijn vastgelegd in protocollen.
Aanlandplicht
Een belangrijk element in de herziening van het Gemeenschappelijk Visserij Beleid (GVB) is de verplichting om alle vangsten aan land te brengen. Deze plicht houdt in dat van de gequoteerde soorten ook de ondermaatse exemplaren moeten worden aangeland en niet meer gediscard mogen worden. In 2015 is de aanlandplicht geïntroduceerd in de pelagische visserij en vanaf 2016 gefaseerd voor de demersale visserij. Vanaf 2019 is de aanlandplicht voor de gehele demersale visserij van kracht. Eventuele uitzonderingen staan vermeld in het op Europees niveau geaccordeerd teruggooiplan. Sinds de invoering van de aanlandplicht worden binnen de pelagische visserij vangsten in plaats van discards bemonsterd. Voor de demersale visserij worden nog steeds de discards bemonsterd.
Zelfbemonstering
Het bemonsteren van discards door middel van waarnemers op zee kan beperkt worden uitgevoerd door de relatief hoge kosten. Om het monitoringsprogramma te kunnen uitbreiden in ruimtelijke en temporele dekking is er sinds 2009 nauwe samenwerking met de visserijsector. Voor een aantal demersale visserijen wordt een zelfbemonsteringsprogramma uitgevoerd.
In grote lijnen ziet het zelfbemonsteringsprogramma er als volgt uit: binnen de Nederlandse vloot zijn een 20-tal vaartuigen geselecteerd die deel uitmaken van de zogenoemde referentievloot. Deze referentievloot bestaat uit een groep schepen die representatief wordt geacht voor de gehele vloot van een bepaald visserijtype. Schepen van deze referentievloot nemen volgens een vooraf opgezet schema gedurende een reis op gezette tijden van twee vistrekken steekproeven van de discards die anders overboord zouden zijn gegaan. De monsters met bijbehorende gegevens over de totale vangst per trek, visserijinspanning en vispositie worden aangeland en aan Wageningen Marine Research overgedragen. Wageningen Marine Research zorgt voor de verdere verwerking van de monsters.
In de zelfbemonstering ligt de verantwoordelijkheid voor een juiste bemonstering voor een belangrijk deel bij de vissers. Om de onafhankelijkheid van de discardgegevens te waarborgen wordt parallel aan de zelfbemonstering ook een beperkt waarnemersprogramma op deze visserijtypen uitgevoerd. Op deze manier kunnen eventuele (systematische) afwijkingen in de discardgegevens worden geconstateerd.
Waarnemersreizen
Voor een aantal typen visserijen is het bemonsteren door middel van een waarnemer aan boord efficiënter dan zelfbemonstering. Binnen het kader van dit project geldt dit voor de pelagische visserij met hektrawlers in Europese wateren en voor de demersale visserij met passieve tuigen. Deze visserijen worden door middel van een waarnemersprogramma bemonsterd.
Het monitoren van de incidentele bijvangst van zeezoogdieren is sinds 2002 geïntegreerd met de discardbemonstering aan boord van de pelagische schepen. In principe gaat het hierbij om alle soorten die op één van de lijsten van beschermde diersoorten voorkomen van internationale verdragen. In de praktijk omvat die alles wat 'incidenteel' of zeldzaam is in een vangst: zeezoogdieren, schildpadden en zeldzame vissoorten. Vanaf 2017 is het monitoren van incidentele bijvangsten opgenomen in de Europese datacollectieverordening, en wordt het uitgevoerd tijdens de waarnemersreizen binnen de demersale en pelagische visserij. Door middel van waarnemers aan boord, dezelfde die ook vangst bemonsteren, worden gegevens van incidentele bijvangsten geregistreerd. Het onderzoek heeft tot doel de bijvangst van megafauna en zeldzame vissoorten in de visserijtypen te schatten. Het beheer is er op gericht om via maatregelen de hoeveelheid megafaunabijvangst in de visserij te minimaliseren. Registratie van de onbedoelde bijvangsten kan informatie opleveren over de omstandigheden waarbij de kans op bijvangsten groot is.
Beschikbaarstelling data
Conform de EU-richtlijnen worden alle gegevens ter beschikking gesteld aan de relevante werkgroepen bij ICES in Kopenhagen, waar de toestandsbeoordelingen per visbestand worden uitgevoerd door internationale experts. Deze toestandsbeoordelingen maken gebruik van zowel de afhankelijke als visserijonafhankelijke data en deze beoordelingen worden uiteindelijk verwerkt tot een advies aan de EU voor het visserijbeheer in de komende jaren.