Interview

Alumna Marcia Bodero, beoordelaar Ctgb: ‘Ik zal altijd anders blijven’

Dertien jaar geleden kwam de Chileense Marcia Bodero van het drukke Santiago naar het kalme Wageningen voor een master Food Safety. Inmiddels is ze volledig ingeburgerd, met een baan bij het College voor de toelating van gewasbescherming en biociden. ‘Ik hou echt van Wageningen. Hier is alles rustig en netjes.’

Na een studie diergeneeskunde en microbiologie ging Marcia Bodero eerst zeven jaar aan de slag bij de Chileense Food Safety Authority. Toch wilde ze, inmiddels 33 jaar oud, het liefst nog een keer terug de collegebanken in. ‘Ik wilde meer weten over food safety en alles daaromheen. Een lekker brede studie zocht ik dus. Het werd al snel duidelijk dat ik zo’n studie in Chili niet ging vinden. Daar zijn de masteropleidingen heel sterk op één onderwerp gericht. Een vriend en oud-studiegenoot diergeneeskunde studeerde al Food Safety aan WUR. Hij zei: “Wageningen is een leuke plek en je kunt hier vakken in microbiologie, toxicologie én voedselwetgeving volgen.” Die vrijheid om vakken te kiezen gaf de doorslag. En die vriend kreeg gelijk: het was voor mij een geweldige studie.’

‘Ik vond Wageningen al meteen een fijne stad om te wonen. Niet zo groot en in het midden van Nederland. Ik kom uit Santiago, een stad met 10 miljoen inwoners, dus het is daar altijd heel druk. Hier is alles rustig en netjes. Ook handig: alles is dichtbij in Nederland en ook daarbuiten. In de vakanties ging ik heel Europa door. Afstand speelde geen rol, ik was dat wel gewend in Chili. Omdat ik ouder was en al een master had gedaan, had ik ook al meer ervaring met studeren. Andere studenten waren begin twintig. Zij maakten zich dan ontzettend zorgen over de tentamens, terwijl ik dat beter kon relativeren.’

Onderzoek naar schelpdieren

‘Na mijn stage en thesis bij Wageningen Food Safety Research kon ik blijven voor een promotieonderzoek. Mijn onderzoek ging over schelpdieren waarin toxines zich ophopen. Dat komt doordat zij algen eten, die giftige stoffen opnemen uit vervuild water. Als mensen schelpdieren eten met teveel van die toxines, dan leidt dat tot klachten als diarree. Voor controles op die toxines werden dierproeven gebruikt. Ik onderzocht alternatieven, zoals celkweken en chemische analyses. Tegenwoordig worden die in Nederland ook daadwerkelijk gebruikt. In Chili helaas niet, want daar vangen ze veel meer schelpdieren en doen ze duizend keer zoveel testen. De alternatieven bleken daarvoor te duur uit te pakken.’

‘In 2017 promoveerde ik op dit onderzoek en liep ook mijn verblijfsvergunning als onderzoeker ten einde. Ik wilde graag blijven, want ik had inmiddels mijn Nederlandse partner ontmoet. Ik had dus een permanente verblijfsvergunning nodig. Dat was niet makkelijk; we moesten onze relatie aantonen met berichten en foto’s en een uitgebreide vragenlijst beantwoorden. Na drie maanden werd mijn aanvraag gelukkig goedgekeurd.’

Inburgeren en werken

‘Voor mijn nieuwe verblijfsvergunning moest ik nog wel binnen twee jaar het inburgeringsexamen halen, waarin ook een taaltoets zat. Een groot voordeel was dat ik tijdens mijn promotieonderzoek al bijna vier jaar Nederlandse les had gevolgd met een groepje collega’s. Voor het examen was het taalniveau A2 vereist, maar ik had het hogere niveau B1 al gehaald, dus ik was snel klaar met mijn inburgering. Inmiddels ben ik getrouwd en heb ik ook de Nederlandse nationaliteit.’

Anders zijn is prima, zelfs een accent hebben

‘Ik ging werken bij een bedrijf dat de registratie van chemische stoffen verzorgt en in 2019 stapte ik over naar het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). Dat is een overheidsinstantie, en om daar te mogen werken, moest ik de Nederlandse taal op B2-niveau beheersen. Ik heb daarom opnieuw les genomen en examen gedaan. Nu werk ik alweer vijf jaar bij het Ctgb als wetenschappelijk beoordelaar biociden.

Het is heel afwisselend werk: de ene keer bekijk ik een aanvraag voor beoordeling van desinfectiegel voor handen en de andere keer voor een middel tegen vliegen. Het draait altijd om het inschatten van de risico’s van zo’n middel. Dat is iets anders dan gevaar. Vuur is bijvoorbeeld gevaarlijk, maar als je het niet aanraakt, is er niets aan de hand. Mijn taak is het beoordelen van de giftigheid voor mensen, aan de hand van aangeleverde gegevens van de aanvrager. Dat vereist veel uitzoekwerk en overleg, ook met vergelijkbare instanties in andere Europese landen. Die discussies over de beoordeling van risico’s vind ik het leuke aan dit werk.’

Opgaan in de samenleving

Ik kan wel zeggen dat ik mij definitief in Nederland hebt gevestigd en me hier thuis voel. Als je hier wil blijven na je studie is het belangrijk dat je je mengt met Nederlanders. Ik zal altijd anders blijven dan mensen die hier opgegroeid zijn, maar dat is niet erg. Ik vind het ook leuk om anders te zijn en zelfs om een accent te hebben. En ik hou echt van Wageningen. Het is een kleine stad, die kalm en goed georganiseerd overkomt. Dat geeft rust in mijn soms chaotische gedachten.’