Nieuws

‘We hebben bedrijven nodig om impact in de praktijk te kunnen maken’

article_published_on_label
21 juni 2021

Wageningen University & Research werkt regelmatig samen met bedrijven en dat is niet voor niets. Sebastiaan Berendse, directeur Waardecreatie, begrijpt dat die samenwerking soms vragen oproept en legt uit waarom het toch erg belangrijk is.

Naast onderzoek en onderwijs heeft Wageningen University & Research een derde kerntaak toegewezen gekregen door de overheid: waardecreatie. Dat houdt in dat met de kennis die WUR ontwikkelt economische én maatschappelijke waarde wordt gerealiseerd. Sebastiaan Berendse, directeur Waardecreatie: “We proberen de vertaling van wetenschappelijke kennis naar de praktijk vorm te geven en te versnellen. Dat doen we door samen te werken met een grote diversiteit aan stakeholders (overheden, bedrijven, ngo’s), maar ook door het aanjagen van ondernemerschap bij studenten. En door het stimuleren van interacties tussen de organisaties op de campus, onder andere door shared facilities. Daarbij moet je denken aan gedeelde onderzoeksfaciliteiten, maar ook aan een bedrijfsverzamelgebouw.”

Wat is de reden dat WUR zo veel onderzoek samen met bedrijfsleven uitvoert?

“Het is noodzakelijk om de impact te bereiken die wij met onze kennis willen maken. Veel van de onderwerpen waarmee WUR zich bezighoudt vallen onder de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals, SDG’s) van de VN, en zijn heel ingewikkeld. Denk aan voedselproductie, voedselveiligheid en voeding.

Je hebt het bedrijfsleven nodig om WUR-kennis naar de praktijk te vertalen. Heel simpel gezegd: WUR zaait het graan niet en bakt het brood niet. Onderzoeksresultaten krijgen pas maatschappelijke meerwaarde wanneer ze ook echt toegepast worden. Bedrijven brengen bovendien een bak praktijkervaring mee, waar wij goed gebruik van kunnen maken.

De samenwerking met bedrijven levert ons ook nieuwe onderzoeksvragen op, waarmee studenten en promovendi aan de slag kunnen
Sebastiaan Berendse, directeur Waardecreatie

Overigens is die samenwerking niet iets van de afgelopen jaren. Al sinds WUR werd opgericht, ruim honderd jaar geleden – als landbouwhogeschool waar later de toegepaste onderzoeksinstituten bij kwamen – is er samenwerking met productschappen en overheden geweest, om de kennis in de praktijk te brengen. Bijvoorbeeld om Nederland te kunnen voeden op een duurzame manier.

Die samenwerking wordt daarnaast ook nog eens gevraagd door de overheid via het topsectoren- en onderzoeksbeleid. De Nederlandse regering wil hiermee innovaties stimuleren in sectoren die belangrijk zijn voor onze economie en werkgelegenheid. Het topsectorenbeleid is ontwikkeld om de innovatie-paradox te doorbreken: Nederland is toonaangevend op wetenschappelijk niveau en we hebben ook goede bedrijven, maar kennisoverdracht tussen die twee is nodig om echt te kunnen innoveren.”

Wat de samenwerkingen de bedrijven oplevert is duidelijk: toegang tot de nieuwste wetenschappelijke inzichten en tot het talent dat hier rondloopt. Maar wat leveren ze WUR op?

“Afgezien van de (co)financiering van ons onderzoek levert het ons ook nieuwe onderzoeksvragen op, waarmee studenten en promovendi aan de slag kunnen. Van oudsher was onze missie: zorg ervoor dat de Nederlandse agrarische productie zo versterkt wordt dat we ook kunnen exporteren. Nu is de vraag veranderd naar: wat kunnen we hier zelf telen zodat we de import, en zo de carbon footprint, van voedsel naar beneden kunnen brengen?

Kunnen we bijvoorbeeld bananen telen in Nederlandse kassen? Ja, dat kan, hebben we ontdekt. Dat heeft zelfs voordelen, want wereldwijd is er een probleem met schimmels in de bananenteelt. En in een kas kun je de teelt goed sturen en het gebruik van water, mest en bestrijdingsmiddelen, beperken. Maar kun je die teelt ook grootschalig doen? Daarvoor moeten de kassen hoger worden, blijkt. En kan het ook economisch uit? Die laatste twee vragen zijn toegepast onderzoek bij Wageningen Research, terwijl de eerste vraag meer fundamenteel onderzoek is en voortkomt uit de universiteit. Van het lab naar de praktijk is weerbarstig. Zodra het over schaalsprongen en toepassingen gaat, hebben we onze partners uit het bedrijfsleven nodig. Zij kunnen verder onderzoek financieren.”

Wat vind jij voorbeelden van geslaagde samenwerkingen? En waarom?

“Zowel bedrijven als WUR willen weten: hoe voeden we mensen duurzaam en gezond? Een goed voorbeeld is de stichting Samen tegen voedselverspilling, opgericht door Toine Timmermans, programmamanager duurzame voedselketens bij WUR. Een van de doelen van die stichting is het tegengaan van bederf en het verlengen van houdbaarheid van voedsel. Bij de stichting zijn ook supermarktketens aangesloten, want die hebben hier natuurlijk baat bij, net als de rest van de keten: van teelt tot verwerking. Zo is De Verspillingsfabriek in Veghel een van de drijvende krachten in dit collectief. Daar verwerkt cateraar Bob Hutten reststromen – bijvoorbeeld tomaten uit een gescheurde verpakking, of restjes vlees uit vleesverwerkende bedrijven – tot voedingsproducten als soep en chili con carne. Een aantal van die producten wordt nu in de supermarkt verkocht. Vind ik een heel goed initiatief, want met de jaarlijkse vijf miljard euro aan voedsel die alleen al in Nederland verspild wordt, is er nog volop werk aan de winkel.

Een ander geslaagd voorbeeld is de KringloopWijzer; een samenwerking van WUR met onder meer melkveehouderijen, de zuivelindustrie en de ministeries LNV en I&W. Dankzij die KringloopWijzer kan een boer de mineralen- en materialenstroom – denk aan stikstof of het percentage eiwit in grassen – op zijn bedrijf in kaart brengen. Daardoor kan hij mineralen in de bodem zo efficiënt mogelijk benutten. Dat is een pijler van de circulaire landbouw en een belangrijke ambitie van de zuivelsector. Sinds 2016 is het invullen van de tool voor bijna alle melkveehouders verplicht. Dat is winst voor de natuur, maar ook voor de boer zelf. Zo kan bijvoorbeeld de grasopbrengst stijgen, hoeft er mogelijk minder mest te worden afgevoerd of minder kunstmest te worden ingekocht.”

Op de campus hebben zich aardig wat bedrijven gevestigd – is dat wel een goed idee, dan raken belangen toch verstrengeld?

“Bedrijven zoeken antwoorden op wetenschappelijke vragen die ze zelf niet kunnen beantwoorden. Dan is het inderdaad handig als je bij elkaar in de buurt zit, maar dat wil niet zeggen dat de bedrijven die hier zitten ‘WUR bekostigen’ of de WUR-agenda bepalen. Bekijk deze pagina voor meer informatie.

We zijn een neutrale kennispartij en een publieke kennisinstelling: we worden primair door de overheid gefinancierd. Het andere, private, deel is met name cofinanciering op publieke onderzoeksubsidies; een voorwaarde van de overheid. Private (co-)financiering kan vragen oproepen rond onafhankelijkheid en integriteit, daar zijn we ons van bewust. Daarover leggen wij ook verantwoording af. Bovendien hanteren we wetenschappelijke integriteitsstandaarden.

Ik snap de kritische houding van studenten, het is ook goed om bevraagd en uitgedaagd te worden

De wetenschappelijke integriteit van onze onderzoeken wordt geregeld getoetst en de instituten worden extern beoordeeld op hun kwaliteit. Al het onderzoek dat met publiek geld wordt gefinancierd, is openbaar en beschikbaar voor iedereen. Overigens blijft de belangrijkste financier van WUR-onderzoek de overheid: 4% van het onderzoek dat op de universiteit wordt gedaan is gefinancierd door bedrijven. Bij Wageningen Research is dat 15%, met de concrete opdracht vanuit de overheid om dat percentage hoger te laten worden.”

WUR werkt samen met grote multinationals als Unilever, maar er zijn ook studentenstart-ups op de campus. Hoe stimuleer je een diverser landschap aan bedrijven?

“Niet ieder bedrijf kan zich op de campus vestigen. Een bedrijf moet ten eerste bij een van de WUR-domeinen passen en daarin actief zijn. En ten tweede research & development-activiteiten uitvoeren die gericht zijn op innovatie. Verder moeten ze bereid zijn om hun deuren te openen voor ons en anderen op de campus. Die drie principes leiden tot ‘Finding answers together’, onze missie. Lees meer op deze pagina.

We bouwen aan een mooie mix. Er zijn inmiddels meer dan 180 bedrijven op de campus en zo’n 170 daarvan zijn midden- en kleinbedrijven (MKB), start-ups en spin-offs. Een voorbeeld van dat laatste is Surfix, opgericht door een WUR-promovendus. Surfix maakt nanotechnologie die je kunt gebruiken voor sensoren, bijvoorbeeld om ziektes als covid mee op te sporen. Die sensoren zijn ook te gebruiken op plaatsen waar geen ziekenhuis is. Surfix is nu dus sterk aan het groeien en heeft ook private en publieke investeerders kunnen vinden.

We stimuleren juist ook kleinere bedrijven om zich bij ons te vestigen. In de bedrijfsverzamelgebouwen PlusUltra kun je het aantal te huren vierkante meters laten afhangen van of je een klein of groot bedrijf bent.

Afgezien van commerciële bedrijven zitten er ook ngo’s en onderzoeksinstituten op de campus, zoals NIOO/KNAW, het Nederlands Instituut voor ecologie. Daarmee hebben we een vruchtbare samenwerking. Zo delen we faciliteiten en instrumenten, zijn er meerdere NIOO/KNAW-ecologen ook docent of hoogleraar bij WUR en kan het instituut gemakkelijker vacatures vervullen met het talent dat hier rondloopt.”

Ga je ook specifiek op zoek naar bedrijven?

“Ja. We hebben veel bedrijven die zich met foodprocessing bezighouden en willen verbreden: meer agro, meer de ecologische kant en meer ngo’s. We willen aansluiten bij de laatste kennis zoals bouwen met de natuur, naar het gelijknamige WUR-dossier. Daarom zijn we ook blij met ingenieursbureau Witteveen+Bos op de campus, dat zich bezighoudt met klimaatrobuust watermanagement. Heel belangrijk in een delta als Nederland! Jong talent uit Wageningen, bijvoorbeeld ecologen, kunnen bij het bureau aan de slag met natuurinclusief waterbeheer.”

Waar trekt WUR de grens bij samenwerkingen? Zijn er ook samenwerkingen die niet aangegaan worden?

“Ja. Ten eerste wordt er gekeken naar onze wetenschappelijke integriteit. Ten tweede werken we niet samen met partijen die schade toebrengen aan de volksgezondheid, zoals de tabaks- of wapenindustrie. Maar je kunt je bijvoorbeeld afvragen of een positieve bijdrage aan de SDG’s een samenwerking rechtvaardigt met een industrie die zelf niet per se een positieve bijdrage levert, zoals de alcoholische drankenindustrie. Toch zou je in dat geval kunnen denken aan gezamenlijk onderzoek dat helpt om verslaving en aan alcohol gerelateerde ziekten terug te dringen.”

Kritische studenten zeggen dat WUR niet zou moeten samenwerken met chemische bedrijven.

“Ik vind het onverstandig om die a priori uit te sluiten, dat betekent namelijk dat je ook geen invloed meer hebt. Beter is om ze actief onderdeel van je onderzoek te laten uitmaken, zodat je kunt kijken hoe de ecologische invloed van bijvoorbeeld gewasbeschermingsmiddelen kleiner kunt maken. Je moet er wel kritisch op zijn: zijn die bedrijven te bewegen om schoner en duurzamer te zijn? Helaas zijn gewasbeschermingsmiddelen nog steeds nodig als we wereld willen kunnen voeden. Dat is het moeilijke van ons domein: er zijn geen easy solutions. Aan de ene kant lijkt stoppen met die middelen de oplossing, aan de andere kant komt daarmee de voedselvoorziening of -veiligheid in gevaar.

Ik snap de kritische houding van de studenten, het is ook goed om bevraagd en uitgedaagd te worden om onze keuzes daarin transparant toe te lichten. Belangrijk in dat gesprek is dat we de dilemma’s bespreken, gezamenlijk zoeken naar haalbare oplossingen en daarin verschillende zienswijzen meenemen.”

Wat zijn de richtlijnen die WUR hanteert voor het aangaan van een samenwerking met een bedrijf of organisatie?

“Simpel gezegd: het doen van wetenschappelijk integer, onafhankelijk onderzoek. In de integriteitscode staat van alles over de wijze waarop onderzoek moet worden uitgevoerd en over hoe je je verantwoordelijk dient te gedragen als onderzoeker. En dan zijn er ook nog de onderzoekfinancieringsrichtlijnen waaraan we ons moeten houden.”

Heb je nog wensen voor de toekomst?

“Ik zou graag meer samenwerking zien tussen start-ups en grote bedrijven. Veel start-ups hebben vernieuwende ideeën – vaak in aansluiting op WUR-kennis – en zijn gedreven om die in praktijk te brengen, maar hebben daar de middelen of de opschaling niet voor. Grote bedrijven hebben die wel. Als zij samenwerken met start-ups, ze overnemen of erin investeren, kunnen de start-ups tot mondiaal schaalbare projecten komen, waardoor die vernieuwende ideeën dus echt impact hebben. Daar heeft WUR ook wat aan, want het levert ons antwoorden op uitdagingen in ons domein op. En WUR-kennis kan mondiaal in de praktijk worden toegepast. Prachtig toch?”