Nieuws

Verbeterpotentieel van KPI-sturing op doelen van Nationaal Programma Landelijk gebied

article_published_on_label
30 november 2023

Hoe ver kun je komen met het halen van doelen van het Nationaal Programma Landelijk gebied (NPLG) via het verbeteren van de bedrijfsvoering? Denk hierbij aan doelen halen rond het herstel en behoud van natuur of het reduceren van broeikasgasemissies en stikstof- en fosfaatoverschotten.

Dit is de vraag die veel beleidsmakers op dit moment hebben en waar Wageningen Economic Research een deel van een antwoord op geeft in de studie “KPI-sturing op NPLG-doelen”. Deze studie is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).

In de begroting voor 2024 investeert het ministerie van LNV in de komende jaren namelijk 10 miljoen euro extra in doelsturing en ontwikkeling van Kritische Prestatie Indicatoren, zogenaamde KPI’s. Het doel van deze KPI’s is om duurzaamheidsprestaties van boerenbedrijven integraal meetbaar te maken zodat andere partijen zoals afnemers, overheden en bedrijven daarop kunnen beoordelen en betere prestaties kunnen waarderen.

De beste scorende bedrijven nader bekeken

In de studie is gekeken hoe melkveehouders en akkerbouwers momenteel presteren op KPI’s. De onderzoekers maakten hierbij een vergelijking tussen de prestaties van de 25% best scorende bedrijven en de 75% overige bedrijven in het Bedrijveninformatienet (BIN) van Wageningen Economic Research. Dit netwerk is een representatieve steekproef van de Nederlandse land- en tuinbouwbedrijven. Ook is gekeken welke reducties in ammoniakemissie, stikstof- en fosfaatoverschotten en broeikasgasemissies landelijk gerealiseerd kunnen worden als alle bedrijven gaan presteren zoals de huidige 25% best presterende bedrijven.

KPI-prestaties melkveehouderij

Voor de melkveehouderij concludeert de studie ten eerste dat er tussen bedrijven grote verschillen in de huidige KPI-prestaties bestaan. Deze verschillen zijn slechts voor een deel te verklaren door de grondsoort. Dit betekent dat via verbetering van de bedrijfsvoering een grote potentiële winst op NPLG-doelen te behalen valt. Hoe groot die potentiële winst op NPLG-doelen is bij opschuiven naar de prestaties van de huidige 25% beste bedrijven, hangt af van hoe je best presterende bedrijven definieert:

  • Als alle bedrijven zouden presteren als de huidige 25% best presterende bedrijven op alle KPI’s op het gebied van emissies en overschotten, dan zou de landelijke ammoniakemissie met ongeveer 10% afnemen en is er daarnaast een verlaging van broeikasgasemissies (5%) en bodemoverschotten.
  • Als alle bedrijven zouden presteren als de huidige 25% best presterende bedrijven op alleen de KPI voor ammoniakemissie, dan zou de landelijke ammoniakemissiereductie toenemen tot ruim 20% maar is er geen verlaging meer te zien op broeikasgasemissies en bodemoverschotten.
  • Als naast emissies en overschotten ook de KPI’s op bodem, gewasbescherming, circulariteit en natuur & landschap worden meegenomen, dan is er geen sprake meer van ammoniak- en broeikasgasemissiereductie bij opschuiven naar het niveau van de huidige 25% beste bedrijven. Wel is er nog sprake van lagere bodemoverschotten.

Dit illustreert dat er sprake is van uitruil en afwenteling tussen duurzaamheidsthema’s en dat integraal sturen lastig en weerbarstig maar wel noodzakelijk is omdat er anders een risico op ongewenste effecten op andere thema’s ontstaat.

Opvallend is verder dat de op ‘KPI’s best presterende bedrijven, betere of vergelijkbare inkomens realiseren door hogere opbrengsten en lagere kosten en dat ze doorgaans gemiddeld wat kleiner (minder koeien) en extensiever (minder koeien per hectare) zijn. De best presterende bedrijven lijken op meerdere onderdelen de bedrijfsvoering beter te hebben geoptimaliseerd.

KPI-prestaties akkerbouw

Ook in de akkerbouw is er aanzienlijke variatie in KPI-prestaties. Zo hebben de 25% integraal best presterende akkerbouwbedrijven op klei een significant lager stikstofbodemoverschot dan de rest (84 versus 147 kg N per hectare). Opschuiven van het gemiddelde naar het niveau van de 25% beste bedrijven zou bijvoorbeeld ook 17% minder ammoniakemissies en 10% minder broeikasgasemissies kunnen betekenen.

Bij de akkerbouwbedrijven is het opvallend dat de best presterende bedrijven meer maaigewassen (zoals granen) en minder rooigewassen (zoals aardappelen en suikerbieten) in het bouwplan hebben. Ook bij akkerbouw zijn de best presterende bedrijven gemiddeld weer kleiner en extensiever dan de overige bedrijven op dezelfde grondsoort. Ondanks het extensievere bouwplan verschillen de inkomens niet significant tussen de groepen, maar de spreiding in inkomens is groot.

Conclusie en advies rond het gebruik van KPI’s

Op basis van data van praktijkbedrijven kan worden geconcludeerd dat er in de huidige praktijk aanzienlijke variatie is in duurzaamheidsprestaties. Als via KPI-sturing betere duurzaamheidsprestaties worden gerealiseerd, kan dit substantieel bijdragen aan realisatie van NPLG-doelen. Het realiseren van betere KPI-prestaties is geen druk op de knop: het vereist optimalisatie van de bedrijfsvoering en doet daarmee een beroep op het vakmanschap van de boer. Werken met een integrale set KPI’s zorgt ervoor dat er zicht blijft op eventuele afwentelrisico’s.

Deze studie gaat uit van de huidige praktijk. Het verbeterpotentieel van nieuwe technieken, middelen en maatregelen (denk bijvoorbeeld aan innovatieve stallen, additieven, precisielandbouw) is hierin dus nog niet zichtbaar gemaakt. In potentie kan via KPI’s ook op het benutten van dit toekomstige verbeterpotentieel worden gestuurd.

De betrokken onderzoekers adviseren om voortdurende monitoring en evaluatie van KPI-prestaties op bedrijfsniveau als basisaanpak in het NPLG op te nemen en hierbij niet te focussen op één duurzaamheidsthema maar alle effecten op bedrijfsniveau zoveel mogelijk integraal in beeld te brengen.

Verder adviseren zij om te investeren in het definiëren van samenhangende beste praktijken perbedrijfsstrategie en grondsoort (melkveehouderij) of bouwplan en regio (akkerbouw) en om prikkels te ontwikkelen voor het aanpassen van de bedrijfsvoering via een breed scala aan interventies. Die samenhangende beste praktijken zijn geen blauwdruk of voorschrift, maar inspiratie voor ondernemers hoe zij betere duurzaamheidsprestaties kunnen realiseren.