Nieuws

Tweegesprek over de valkuilen van contractonderzoek

article_published_on_label
4 oktober 2024

Is het gewenst dat WUR contractonderzoek verricht in opdracht van partijen die daarmee beleidsplannen willen stutten of bekritiseren? Ja, zegt WUR-econoom Roel Jongeneel: zulke studies zijn hard nodig. Nee, zegt WUR-bestuurskundige Jeroen Candel: WUR moet veel kritischer zijn op het politiek gebruik van rapporten door belangengroepen. Een tweegesprek.

In 2021 deed Wageningen Economic Research onderzoek naar de gevolgen van het Farm to Fork-beleid van de EU in opdracht van Croplife, de associatie van bedrijven die gewasbeschermingsmiddelen maken. Volgens een van de onderzoekers, Roel Jongeneel, was deze studie hard nodig. Hij omarmt de Farm to Fork-strategie van de EU om de landbouw te verduurzamen, maar er ontbrak een impact-analyse hoe dit beleid de voedselprijzen, boereninkomens en voedselzekerheid zou beïnvloeden. De enige impact-analyse was nota bene gedaan door het Amerikaanse landbouwministerie USDA, maar die analyse rammelde volgens Jongeneel. Toen Croplife Wageningen Economic Research vroeg om ook de gevolgen van het beleid door te rekenen, stemde hij toe.

Jeroen Candel, bestuurskundige bij WUR
Jeroen Candel, bestuurskundige bij WUR
Roel Jongeneel, econoom bij WUR
Roel Jongeneel, econoom bij WUR

De Wageningse bestuurskundige Jeroen Candel vindt dat het onderzoeksinstituut zich hiermee voor een politiek karretje heeft laten spannen om de Farm to Fork-strategie te ondermijnen. De studie concludeerde dat de Farm to Fork-doelen – halvering chemische gewasbescherming, forse toename biologische landbouw – zouden leiden tot hogere voedselprijzen en een lagere voedselzekerheid in Europa. Candel denkt dat de studie van Jongeneel methodologisch in orde is, maar hij heeft kritiek op de onderzoeksvraag van Croplife en het buiten beschouwing laten van het bredere voedselsysteem. Door alleen de economische effecten en productiegevolgen van Farm to Fork door te rekenen en bijvoorbeeld niet de economische en ecologische schade van de huidige intensieve landbouw, leverde Wageningen Economic Research munitie aan Croplife om de pesticidenwetgeving van de EU te ondermijnen, wat daarna ook gebeurde.

Klimaatkosten

Candel denkt dat de verduurzamingsagenda van de EU hard nodig is om de teloorgang van de biodiversiteit en klimaatverandering tegen te gaan. Daarom hadden de economen ook de default-optie moeten berekenen: wat zijn de klimaat- en biodiversiteitskosten van het continueren van de status quo? Volgens Jongeneel is zo’n berekening een heikele zaak, omdat er dan veel onzekerheden en aannames bij komen kijken. ‘De impact van biodiversiteit en klimaat op de voedselproductie wordt betwist in wetenschappelijke kring. Sommigen stellen dat de natuur op omvallen staat, maar ik denk niet dat de landbouwproductie instort door de natuurdegradatie. Bovendien is dat proces heel moeilijk in geld uit te drukken.’

Kapitaalkrachtige opdrachtgevers

Candel: ‘We zien tal van concrete problemen in de huidige landbouw; het aantal bestuivers neemt af, net als de beschikbaarheid van schoon water. De ecologische grenzen worden overschreden en dat raakt de landbouw hard. Het huidige landbouwsysteem is alleen in de benen te houden met technologische lapmiddelen. Maar daarover kun je van mening verschillen. Waar het mij om gaat is dat vrijwel alle impactstudies van landbouwbeleid worden uitgevoerd door of voor kapitaalkrachtige partijen die belang hebben bij de status quo. En die ‘wetenschap’ beïnvloedt de politiek. Voedselzekerheid werd tegenover natuur gezet door de lobbypartijen. Daardoor dolf de natuur het onderspit, terwijl die nodig is voor een ecologisch verantwoorde landbouw.’

Lessen trekken

Jongeneel: ‘Ik heb wel een paar lessen getrokken uit de presentatie van ons onderzoek door Croplife. We deden 25 case studies in Europa om de gevolgen van Farm to Fork door te rekenen. Twee case studies liepen uit, maar we hadden met de opdrachtgever afgesproken dat we het onderzoek in oktober 2021, voor de behandeling in het Europees parlement, zouden afronden. We hebben toen een voorpublicatie gemaakt, zonder de twee case studies, die overigens geen grote invloed op het eindresultaat zouden hebben. Daar heb ik spijt van, want zodoende hadden we geen achterliggend rapport en geen eigen communicatie tijdens de presentatie van de voorpublicatie. Daar moeten we als instituut van leren. Croplife heeft zich niet bemoeid met de uitkomsten van ons onderzoek, maar wat we hadden moeten doen is het onderzoek van een goede context voorzien. Dan hadden we de beperkingen van het onderzoek beter kunnen aangeven. Jeroen kan wel zeggen dat we de biodiversiteitswinst hadden moeten meenemen in het onderzoek, maar daar wilde de opdrachtgever niet voor betalen.’

Integrale onderzoeksopdrachten

Candel: ‘Ik geloof best dat Croplife geen druk heeft uitgeoefend op de onderzoeksresultaten en ik ben niet tegen contractonderzoek, maar ik stel vast dat de beïnvloeding van Croplife al plaatsvond bij de verstrekking van de onderzoeksopdracht. Dit is een hele beperkte studie, terwijl WUR ook had kunnen zeggen: we gaan de effecten van Farm to Fork integraal onderzoeken, met onder andere ecologen van Environmental Science Group (ESG). Of we gaan onderzoeksopdrachten aannemen waar ook NGO’s bij betrokken zijn. We zijn toch meer dan een consultancybureau, de integrale multidisciplinaire aanpak is toch juist onze kracht? We hebben een publieke rol en dit type contractonderzoek maakt ons kwetsbaar. Ik vind dat WUR geen eenzijdige vragen van opdrachtgevers moet beantwoorden.’

Publieke opdrachtgevers

Jongeneel: ‘Dat is geredeneerd vanuit de universiteit, maar ik werk bij een economisch instituut dat onderzoek in opdracht verricht en economische vragen beantwoordt, hoofdzakelijk voor publieke opdrachtgevers.’

Candel: ‘Ik bedoel ook eenzijdig onderzoek voor het ministerie. Ik zie vaker onderzoeksresultaten die op gespannen voet staan met de laatste wetenschappelijke kennis. De buitenwereld ziet dat onderscheid tussen universiteit en onderzoeksinstituut vaak niet. We kunnen beter vanuit dezelfde principes werken, denk ik. Ik vind dat we altijd kritisch moeten kunnen reflecteren op beleid.’

Politieke agenda’s

Jongeneel: ‘Ik werk als onderzoeker in een politieke omgeving en daar ben ik me van bewust. Beleidsmakers bij de overheid willen beleid implementeren, hebben nog vragen en leggen die bij ons neer. Ik ben dan niet degene die zegt: leuke vraag, maar ik weet het beter. Wij worden gebruikt voor politieke agenda’s, zeg je, maar dat betekent niet dat wij dan ook zelf een politieke agenda moeten hebben. Wij doen beleidsondersteunend onderzoek. De minister heeft een politieke agenda, vraagt ons oordeel en wij zeggen: met deze kennis zou deze oplossing kunnen werken. Met daarbij de beperkingen en onzekerheden van ons onderzoek. Dat vind ik een heldere werkwijze.’

Hoe voorkom je dat je daarbij gebruikt wordt als onderzoeker? Jongeneel: ‘We hebben een protocol bij WUR dat ervoor zorgt dat de opdrachtgever zich niet bemoeit met de uitkomsten van het onderzoek, maar ik ben het eens met Jeroen dat we vaker kennis van meerdere kenniseenheden moeten integreren in het contractonderzoek. Ik weet alleen niet hoe we dat praktisch kunnen vormgeven, ook al omdat voor wat wij doen wel betaald zal moeten worden.’