Nieuws

Trends in het universitair onderwijs, in Nederland en de rest van de wereld

article_published_on_label
24 februari 2022

De komende Dies Natalis staat in het teken van onderwijsinnovatie. We spraken alvast met de keynote spreker, professor Dirk van Damme. Welke trends ziet hij in het universitair onderwijs, in Nederland maar ook in de rest van de wereld? En wat betekent dat voor de toekomst van de universiteit?

Sinds de vestiging van de eerste universiteit in 1088 is het onderwijs behoorlijk veranderd. Onder andere door de digitalisering, personalisatie van opleidingen en nieuwe vragen vanuit de arbeidsmarkt. En de coronapandemie bracht een en ander in een stroomversnelling. ‘Ik denk dat corona een aardverschuiving teweeg heeft gebracht in de manier waarop we kijken naar onderwijs, en de manier waarop dat aangeboden moet worden’, zegt Dirk van Damme, Senior Research Fellow, Center for Curriculum Redesign (Boston, MA, USA) en keynote spreker tijdens de Dies Natalis 2022.

Het klassieke patroon, waar je op je 18e naar de universiteit gaat, vier á vijf jaar studeert en dan gaat werken, verandert. Nu beschouwen we het nog als een mislukking als iemand zijn onderwijstraject niet afrondt, maar dat hoeft helemaal niet. Je ziet meer alternatieve trajecten ontstaan, waar mensen eerder gaan werken bijvoorbeeld, of pas op latere leeftijd gaan studeren.

Daar is ons onderwijsbestel echter niet op afgestemd. Het blijkt bijvoorbeeld lastig om volwassenen te integreren in het onderwijs. Nederland, en ook België, lopen wat dat betreft achter op de rest van Europa. In andere landen zie je dat mensen van uiteenlopende leeftijden studeren. Iets wat daaraan raakt is deeltijd studeren: met de huidige krapte op de arbeidsmarkt een goede manier voor bedrijven om personeelstekorten aan te vullen. We hebben tijdens de coronapandemie gezien dat studenten goed kunnen bijspringen.

Een andere trend is dat de arbeidsmarkt minder waarde hecht aan diploma's

Helaas is het beleid en de organisatie van het onderwijs met name afgestemd op voltijd studeren. Instellingen worden erop afgerekend als ze niet voldoende studenten binnen een gesteld tijdsbestek afleveren, en het is lastiger om deeltijdstudenten goed te financieren.

Een andere trend is dat de arbeidsmarkt minder waarde hecht aan diploma's. Je ziet dat heel duidelijk in landen als de Verenigde Staten en Australië, waar bedrijven hun eigen certificering hebben. Grote bedrijven, bijvoorbeeld consultancy bureaus, organiseren zelf skill-assesments en beschouwen een diploma niet als een als garantie dat iemand over de juiste competenties beschikt die zij belangrijk vinden: zoals probleemoplossend vermogen, kritische denken en creativiteit. Uit onderzoek blijkt ook dat in vacatures minder vaak naar een specifiek diploma wordt gevraagd, maar meer naar generieke competenties.

Het hoger onderwijs doet er alles aan om aan te sluiten bij de behoefte van de arbeidsmarkt, alleen ontwikkelingen gaan zo snel dat universiteiten altijd achter de feiten aanlopen, omdat ze inherent traag veranderen: je kunt niet zo snel een curriculum omgooien. Wat je ook ziet is dat grote bedrijven zelf hun personeel opleiden en daarbij niet snel beroep doen op de universiteit. Ik denk dat universiteiten zich daar soms de kaas van het brood laten eten.’

Hoe ziet u in licht van deze trends de toekomst van universiteiten?

‘Veel mensen hebben een romantisch beeld van wat een universiteit moet zijn. Waar een professor hecht samenwerkt met zijn kleine groepje studenten. Door schaalvergroting is dit model al uitgehold. Ik denk niet dat de universiteit zal verdwijnen, die heeft in de geschiedenis wel zwaardere stormen doorstaan. Maar er zijn wel sluipende ontwikkelingen, zoals de waardevermindering van diploma’s, waardoor universiteit onder druk komt te staan. Universiteiten zullen moeten meebewegen en beseffen dat sommige van de historische waarden vandaag de dag niet meer vanzelfsprekend zijn.’

Heeft corona bepaalde ontwikkelingen versneld?

‘Ik denk dat corona een aardverschuiving teweeg heeft gebracht in de manier waarop we kijken naar onderwijs, en de manier waarop dat aangeboden moet worden. Contactonderwijs zal zeker terugkeren, maar het zal nooit meer honderd procent worden. Er komt een veel sterkere integratie van digitaal en afstandsonderwijs in het reguliere onderwijs. Zonder corona zou dit niet zijn gebeurd, want universiteiten zijn van zichzelf traag ontwikkelende organisaties, die behoedzaam omgaan met vernieuwing. Dat bedoel ik niet als kritiek, want het is goed om een gedegen afweging te maken. Ik denk wel dat corona het proces heeft versneld en dat het zich anders niet in deze mate had ontwikkeld.’

Ieder land pakt onderwijs anders aan. Wat doet Nederland goed en zijn er landen waar Nederland van kan leren?

‘Internationaal gezien staat Nederland aan de top. Het systeem biedt een hoge waarde voor wat de samenleving er in investeert; zowel met onderwijs als onderzoek. Het enige land dat het denk ik in Europa nog beter doet is Zwitserland. Dat heeft niet alleen met financiering te maken, maar ook met de maatschappelijke waardering en uitbreide samenwerking met het bedrijfsleven.

Landen zoals de VS, met open systemen die veel minder door de overheid worden gecontroleerd, hebben een veel grotere mate van autonomie en zijn in staat sneller in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen. Autonomie is een groot goed voor universiteiten, maar niet zaligmakend. Probleem met de VS is dat wij ons vaak blindstaren op de topuniversiteiten, en niet beseffen dat dit slechts vijf procent van de universiteiten is. Er zijn enorme kwaliteitsverschillen tussen de universiteiten daar. Het Nederlandse systeem heeft minder kwaliteitsverschillen, maar daardoor ook minder uitschieters in positieve zin.

Internationaal gezien staat Nederland aan de top. Het systeem biedt een hoge waarde voor wat de samenleving er in investeert

In Nederland worden, vergeleken met andere landen, vrij bescheiden ingangsprijzen gerekend, zodat iedereen de kans krijgt te studeren. Echter, als je veel studenten moet bedienen met een bescheiden financiering, is er maar een knop om aan te draaien en dat is de werkdruk van het personeel. Een andere optie is selectie aan de poort. Probleem is natuurlijk dat geen enkele selectie honderd procent betrouwbaar is en dat je dus potentieel waardevolle mensen de mogelijkheid ontzegt.

In andere landen wordt onderwijs meer met privaat geld gefinancierd. Daar ben ik voorstander van. Macro-economisch gezien betekent studeren namelijk een geldstroom van arm naar rijk. De opleiding wordt betaald van belastinggeld, en de lagere en middeninkomens betalen relatief de meeste belastingen. Dat geld gaat naar mensen die vervolgens met dat diploma gemiddeld een beter inkomen hebben. Dat maakt het legitiem om de inschrijfgelden te verhogen. In het Verenigd Koninkrijk zijn universiteiten al volledig overgestapt naar een leenstelsel zonder overheidsfinanciering.

Natuurlijk heeft dat nadelen. Zoals hoge schulden na afstuderen, die mensen er misschien van weerhoudt te gaan ondernemen. Of mensen die helemaal afzien van studeren. Belangrijkste is een duidelijk en consistent beleid. Wanneer ik als Vlaming naar Nederland kijk, dan schrik ik altijd van de wispelturigheid van jullie onderwijsbeleid. Terwijl universiteiten juist gebaat zijn bij een langetermijnbeleid.’

Stel het is 2030, hoe ziet onderwijs er dan uit?

‘Ik denk dat de besproken trends zich verder doorzetten. Ik twijfel of het percentage mensen dat naar de universiteit gaat verder zal stijgen, omdat er meer alternatieven zullen zijn. Verder verwacht ik studenten van verschillende leeftijden en werkvormen die meer door elkaar lopen: deels thuis, deels op de campus, meer werken en studeren gecombineerd. De koppeling tussen diploma en beroep is veel minder vanzelfsprekend. Momenteel werkt ongeveer veertig procent van de beroepsbevolking niet in de sector waar ze voor heeft gestudeerd. Dat zal verder toenemen. Beroepen en taakinhouden van beroepen veranderen snel. Als ik nu naar vacatures kijk, heb ik bij de helft van de functietitels geen idee wat het inhoudt.’

‘Een delicaat thema op dit moment is grensoverschrijdend gedrag. Ook bij de universiteit kan je daar niet omheen. Machtsongelijkheid, bijvoorbeeld tussen professoren en studenten, en hechte samenwerking zijn nu eenmaal kenmerkend voor een universiteit, ook als ze goed functioneert. Hoe gaan we daar mee om, zodat we grensoverschrijdend gedrag tegengaan en de universiteit wel haar eigen karakter kan behouden?’

Prof. Dr. Dirk van Damme

Dirk Van Damme (PhD, Universiteit Gent) is eigenaar en president van DVD EduConsult en Senior Research Fellow bij het Center for Curriculum Redesign in Boston, MA, VS.

Van Damme was tot eind mei 2021 Senior Counselor in het Directorate for Education and Skills van de OESO te Parijs en hoofd van het Centre for Educational Research and Innovation (CERI). Daarvoor was hij professor onderwijskunde aan de Universiteit Gent en comparatieve pedagogiek aan de Vrije Universiteit Brussel, en gastprofessor comparatieve pedagogiek aan Seton Hall University, NJ, VS.

Van Damme publiceerde veel over onderwijskwaliteitszorg en -evaluatie. Zijn huidige interesses zijn de wetenschap van leren, vergelijkende analyses van onderwijssystemen, levenslang leren en hoger onderwijsbeleid en evaluatie.