Nieuws

Promovendus Kiki Streng van Wageningen Universiteit & Research: ‘Monitoring in dieren draagt bij aan pandemische paraatheid’

article_published_on_label
20 december 2024

Zoönotische virussen die door muggen worden overgedragen komen steeds vaker voor in Nederland. Promovendus Kiki Streng onderzocht hoe deze virussen in een vroeg stadium kunnen worden opgespoord en daarmee de pandemische paraatheid kan worden verbeterd. Streng richtte zich op daarbij zogenoemde poortwachters, dieren die goede indicatoren zijn voor ziekteverwekkers die een bedreiging vormen voor de mens. “Wilde zwijnen of kippen kunnen bijdragen aan het vroegtijdig identificeren van dergelijke pathogenen,” aldus de onderzoekster. Streng verdedigde haar proefschrift aan Wageningen University & Research met succes op 17 december 2024.

Introductie en verspreiding van zoönotische virussen die door muggen overgedragen virussen (MBVs) zal ook in gematigde klimaatzones steeds waarschijnlijker worden. Dit is een gevolg van verandering van klimaat, landgebruik en internationalisering. Kiki Streng van Wageningen University & Research richtte zich in haar promotieonderzoek op het verkrijgen van inzicht in de epidemiologie van MBVs en mogelijkheden voor monitoring van deze ziekteverwekkers in Nederland. Hiervoor onderzocht ze de aanwezigheid van een aantal MBVs, zoals het Westnijlvirus (WNV) en Usutu virus (USUV), en modelleerde ze de potentiële impact van omgevingsveranderingen op het Riftvalleykoortsvirus (RVFV). Daarnaast onderzocht Streng de rol van bepaalde diersoorten in de monitoring van MBVs en bracht ze poortwachters in beeld; ‘verklikkerdieren’ die goede indicatoren zijn voor aanwezigheid van pathogenen die een risico vormen voor de mens.

Rol van dieren

Hoe vaak MBVs voorkomen (prevalentie) in Nederland is grotendeels onbekend. In een serosurvey toonde Streng een zeer lage seroprevalentie aan van WNV en USUVs bij zowel paarden als honden. “We vonden bij paarden een seroprevalentie van 0,27% voor WNV. Bij honden werd het virus niet gevonden. Voor USUV gold een seroprevalentie bij honden van 0,39%. Antistoffen tegen dit virus werden niet aangetoond bij paarden”, vertelt Streng. Bij wilde zwijnen daarentegen vond ze hoge percentages neutraliserende antilichamen tegen WNV en/of USUV, al vanaf 2018. “Deze bevindingen suggereren dat de aanwezigheid van dergelijke virussen onopgemerkt kan blijven.”

Monitoring in dieren Vanuit het oogpunt van pandemische paraatheid kan vroegtijdige detectie van MBVs bij (wilde) dieren bijdragen aan preventie- en controlestrategieën voor zowel mens als dier. Het gebruik van (verklikkerdier)soorten – poortwachters ‒ in MBV-surveillance is gebaseerd op de mogelijkheid om infecties op te sporen voordat er ziektegevallen bij mensen optreden. Dit maakt snelle reactie mogelijk om ziekte bij mens en dier en economische gevolgen te voorkomen. “Sommige diersoorten zijn nuttiger in monitoring dan andere”, aldus Streng. Het gebruik van dieren in een monitoringsprogramma is mogelijk, maar wel aan regels gebonden, omdat het actief bemonsteren van dieren ethische toestemming vereist. Streng stelt daarom voor om bestaande (biobanked) monsters aanvullend te testen. “Dit biedt een mogelijk meer kosten effectieve oplossing en vermindert ongemak voor dieren.”

In haar onderzoek laat Streng zien dat wilde zwijnen een potentiële poortwachter zijn voor monitoring van arbovirussen. “Deze dieren worden al regelmatig bemonsterd voor monitoring van andere ziekteverwekkers. Arbovirussen daarbij meenemen, is geen extra belasting voor de wilde zwijnen.” Het nadeel voor de Nederlandse situatie is de beperkte en zeer regionale verspreiding van wilde zwijnen.

Kippen

Streng bemonsterde ook kippen in kinderboerderijen en achtertuinen om hun potentiële gebruik in MBV-monitoring te onderzoeken. Hiervoor werden kippen bemonsterd in twee regio's waar in 2020 WNV was gedetecteerd. “Resultaten van deze studie wijzen op circulatie van zowel WNV als USUV in 2021. Deze aanwezigheid van WNV werd niet opgepikt in de andere monitoringssystemen.” Verder ontdekte Streng dat USUV-antilichamen afnamen in de loop van de tijd. “Dat zou kunnen betekenen dat de kippen in een volgend seizoen opnieuw kunnen worden gebruikt als verklikkers.” Volgens de promovenda lijken kippen op kinderboerderijen en in achtertuinen veelbelovend om viruscirculatie op te sporen in een vroegtijdig stadium.

Naast de bestudeerde diersoorten in haar proefschrift, suggereert Streng dat vee en andere diersoorten geschikt zouden kunnen voor MBV-monitoring. “Nederland heeft een zeer hoge dierdichtheid. Of landbouwhuisdieren, zoals koeien, kippen en varkens, ook een functie kunnen vervullen in de monitoring van MBVs moet echter verder worden onderzocht.”

Toekomstperspectief

De meeste MBVs die momenteel in Nederland aanwezig zijn, hebben (nog) geen grote invloed op de diergezondheid. De verwachting is echter dat er de komende decennia nieuwe virussen worden geïntroduceerd. “Zoönosen maken nu al deel uit van onze omgeving, maar vormen slechts zelden een grote bedreiging. Als de omgeving door klimaatverandering en aangepast landgebruik gunstiger wordt voor MBVs, is de kans groot dat de impact ervan op mens en dier toeneemt.”

Volgens Streng moeten overheden anticiperen en hun paraatheid verbeteren, omdat uitbraken van MBVs in de toekomst waarschijnlijker worden. One Health stakeholders moeten daarom gezamenlijk actieplannen opstellen. “Dit omvat ook beslissingen op het gebied van ruimtelijke ordening en klimaatadaptatie, omdat deze van invloed zijn op het risico op uitbraken van MBVs.” Effectieve beleidsbeslissingen vereisen volgens Streng niet alleen wetenschappelijk inzicht, maar ook betrokkenheid van het publiek. “Alleen door samen te werken en belangen van mens, dier en omgeving mee te nemen, kunnen we een gezonde samenleving creëren”, besluit Streng.