Nieuws
Mogelijkheden en uitdagingen voor kruidenrijke graslanden op kleigronden
Onderzoek in de projecten “Koeien en Kruiden” en “Ruwvoer, Bodem en Kringlooplandbouw” laat zien dat het mogelijk is om op korte termijn soortenrijke graslanden te creëren op kleigronden die eerder intensief werden gebruikt voor landbouw. Om specifieke voordelen voor biodiversiteit en bedrijfsvoering te behalen, zijn zorgvuldig beheer en keuze van mengselsamenstelling belangrijk.
Dit onderzoek biedt waardevolle informatie voor boeren en beleidsmakers die streven naar duurzame en veerkrachtige graslanden met voordelen voor de natuur. Het benadrukt dat een geïntegreerde aanpak met aandacht voor diversiteit, beheer en specifieke doelen essentieel is om succes te behalen.
Proef op Dairy Campus
Het meerjarige onderzoek is uitgevoerd door het Louis Bolk Instituut in samenwerking met Van Hall Larenstein. In een proef op Dairy Campus worden de effecten gemeten van verschillende vormen van graslandbeheer in drie verschillende ingezaaide gras en kruidenmengsels op biodiversiteit, productie, voederwaarde, koolstofopslag en waterregulatie (zie onderstaand kader).
Experiment mengsels en management op Dairy Campus
In augustus 2017 is een proefveld aangelegd op een perceel dat tot dan toe was beheerd als gangbaar maaiperceel op kleigrond. Er zijn drie verschillende zaadmengsels gezaaid:
- Weidevogelmengsel (WM): Dit inheemse mengsel (B145 Kuikenlandmengsel, Biodivers) is bedoeld voor het ontwikkelen van een makkelijk doorwaadbaar en kruidenrijk grasland in de opgroeiperiode van weidevogelkuikens. Het mengsel bestaat uit o.a. kamgras, reukgras, roodzwenk gras, beemdlangbloem, smalle weegbree, duizendblad, veldzuring, gewone rolklaver, rode klaver en kleine klaver.
- Functioneel weidevogelmengsel (FWM): In dit mengsel is het kuikenlandmengsel aangevuld met een aantal functionele soorten voor met name productie en voederwaarde: een laat ras Engels raaigras, witte klaver, cichorei, karwij en vertakte leeuwentand.
- Engels raaigras (ER): Dit mengsel bestaat uit alleen Engels raaigras (BG3).
Bij elk van de drie mengsels zijn vier beheervormen toegepast met wel of geen uitgestelde maaidatum en verschillende bemestingsniveaus.
- B1 is beheer zoals gebruikelijk voor het ANLb pakket kruidenrijk grasland.
- B2 en B3 ontvingen een hogere bemestingsgift, maar werden voor de eerste snede niet bemest. In B2 werd het maaien van de eerste snede uitgesteld, in B3 niet.
- B4 is gangbaar (intensief) beheer.
In de proef worden de gewasopbrengst, de voederwaarde en de botanische samenstelling gemeten. Daarnaast hebben de onderzoekers metingen gedaan aan onder andere insecten, bodemstructuur, koolstof en regenwormen.
Voederopbrengst
Recent gepubliceerde resultaten tonen aan dat het mogelijk is om graslanden te creëren met een hoge diversiteit van plantensoorten, vooral wanneer er minder intensief beheer wordt toegepast. De hoogste voederopbrengst werd gevonden bij het soortenrijke mengsel van inheemse graslandsoorten, zelfs bij hogere bemestingsniveaus. De voederwaarde van dit mengsel was wel lager dan van een mengsel waarbij aan het inheemse mengsel een aantal functionele soorten zoals Engels raaigras, witte klaver, cichorei en karwij waren toegevoegd.
Biotoop weidevogels
Helaas waren er weinig positieve veranderingen in de kwaliteit van de biotoop voor weidevogels. Door de hoge productie van soortenrijke mengsels in de eerste snede was de doorwaadbaarheid van het gewas tijdens de kuikenperiode zelfs bij een extensief beheer nog te laag. Deze bevindingen suggereren dat het nodig kan zijn om grasland over een langere periode in een overgangsbeheer te houden, voordat de leefomgeving voor weidevogels verbetert.
Maak weloverwogen keuzes
Deze bevindingen benadrukken dat het belangrijk is om bij het creëren van graslanden zorgvuldig zaadmengsels te selecteren, te beslissen over (overgangs)beheer en de geschiktheid van de locatie te beoordelen met specifieke doelen voor productie, biodiversiteit en natuurbehoud in gedachten.
Wordt vervolgd …
De proef wordt nog steeds voortgezet. Er worden jaarlijks metingen gedaan aan de opbrengst en voederwaarde en in 2024 zullen er nogmaals metingen aan koolstofopslag en waterregulatie worden uitgevoerd om de langetermijneffecten in kaart te brengen.