Nieuws
Maisras voor betere stikstofbenutting
Er blijken significante verschillen te zijn in stikstofopname bij snijmaisrassen. Onderzoekers concluderen dat die verschillen worden veroorzaakt door rasverschillen in droge stofopbrengst en in stikstofgehalte. Zij bevelen aan om de stikstofopname als eigenschap op te nemen in rasvergelijkend onderzoek. Telers kunnen zo een ras kiezen dat voor hun situatie het meest geschikt is. Het meest optimale ras in combinatie met een geschikt vanggewas kan de stikstofuitspoeling minimaliseren. Zij adviseren ook om rasverschillen in eiwitgehalte en eiwitopbrengst verder te bestuderen.
Om een indicatie te krijgen van de genetische verschillen in stikstofbenutting bij mais, is er in de PPS Ruwvoer, bodem en kringloop landbouw, bij een gelijke bemesting van 140 kg werkzame N per ha, onderzoek uitgevoerd naar het stikstofgehalte en de stikstofopname van maisrassen. Hiervoor zijn resultaten gebruikt uit twee sets van rassenproeven over de jaren 2019 tot en met 2022, waarbij het stikstofgehalte is bepaald uit het ruw eiwitgehalte, door deze te delen door een factor 6,25. De twee sets onderscheiden zich in regio, bodemvruchtbaarheid en rassensortiment en daarmee in opbrengstniveau. De onderzoekers hebben in dit onderzoek ook gekeken naar verschillen in eiwitgehalte en eiwitopbrengst.
Stikstofopname en -gehalte
Conclusie uit dit onderzoek is, dat er bij snijmais significante rasverschillen zijn in stikstofopname. Afhankelijk van het ras varieerde de stikstofopname in de eerste set, met een opbrengstniveau van 15 tot 20 ton droge stof per ha, van 180 tot 215 kg stikstof per ha. In tweede set, met een opbrengstniveau van 20 tot 25 ton per ha, varieerde dit van 240 tot 310 kg stikstof per ha. In de eerste set neemt het ras met de hoogste stikstofopname 35 kg meer op dan het ras met de laagste stikstofopname. Bij de tweede set is dit verschil zelfs 70 kg stikstof per ha. Bij de geldende opbrengsten in de praktijk liggen de rasverschillen waarschijnlijk meer tussen 35 en 50 kg stikstof per ha.
De verschillen worden met name veroorzaakt door verschillen in droge stofopbrengst, maar er lijkt ook een rol weggelegd voor het stikstofgehalte. Gemiddeld genomen neemt bij mais het stikstofgehalte af bij toename van de droge stofopbrengst, door het verdunningseffect. Er zijn echter rassen, die een hoge opbrengst combineren met een relatief hoog stikstofgehalte. Op dit moment is er in veredelingsprogramma’s geen aandacht voor het stikstofgehalte, wellicht interessant om hier ook aandacht voor te hebben.
Rassenkeuze
Rasverschillen in stikstofopname zijn dus niet alleen afhankelijk van de droge stofopbrengst, maar ook van het stikstofgehalte. Het is daarom aan te bevelen stikstofopname als eigenschap op te nemen in rasvergelijkend onderzoek. Als er op een perceel kans op een mindere stikstofbenutting en daardoor grotere kans op uitspoeling van stikstof is, kunnen telers stikstofopname meenemen in hun rassenkeuze.
Om mais specifieker te kunnen bemesten of beter te veredelen op stikstof-efficiëntie is het belangrijk vervolgonderzoek uit te voeren. Belangrijk hierbij is: Waar in het groeiseizoen ontstaan de rasverschillen in stikstofgehalte en stikstofopname? En waar worden deze verschillen door veroorzaakt? Wat is bijvoorbeeld de invloed van wortelomvang en wortelgezondheid?
Mais en stikstofuitspoeling
Bij een gift van 140 kg werkzame stikstof per ha, via bijvoorbeeld 40 m3 rundveedrijfmest en 40 kg kunstmeststikstof in de rij, wordt er totaal ongeveer 200 kg stikstof gegeven. Afhankelijk van groeiomstandigheden en ras neemt mais tussen 180 en 310 kg stikstof op. Op basis van bovenstaande bemesting neemt mais in de meeste situaties dus meer stikstof op, dan er gegeven wordt, dus een negatieve stikstofbalans. In enkele situaties en bij sommige rassen zou er een overschot zijn van maximaal 20 kg stikstof per ha, die door de inzet van een vanggewas in de kringloop gehouden kan worden. Dat er in de praktijk toch nog uitspoeling van stikstof plaatsvindt, lijkt meer debet aan een te hoge drijfmestgift en suboptimale groeiomstandigheden. Waarbij ook meespeelt dat mais na de bloei minder stikstof opneemt dan er door mineralisatie in de bodem nog beschikbaar komt.
Vanggewas nog steeds nodig
Een geslaagd vanggewas neemt rond de 30 kg stikstof per ha op. Verschillen tussen maisrassen lijken vergelijkbaar of groter effect te hebben om de kans op uitspoeling te verkleinen en stikstof in de kringloop te houden. Dit betekent niet dan we geen vanggewassen meer hoeven te zaaien. Het effect van vanggewas en maisras zijn aanvullend in tijd en plaats, met name omdat het stikstofopname patroon van mais en het stikstofmineralisatie patroon niet synchroon lopen. Het effect van maisras lijkt wel meer gegarandeerd. De combinatie van het juiste maisras en een geslaagd vanggewas geeft het grootste effect. Het vanggewas heeft daarnaast een belangrijke bijdrage aan de organische stof balans van de maisteelt en daarmee aan meer optimale groeiomstandigheden. Voor de winter is het een vanggewas, na de winter een groenbemester.
Eiwitgehalte en -opbrengst
Mais wordt niet gezien als eiwitgewas, toch komt de eiwitproductie van een hectare snijmais overeen met die van 3 tot 4 sneden gras van 2.5 ton droge stof met 17% eiwit. Waarbij er ook rasverschillen in eiwitproductie zijn, die overeenkomen met de eiwitproductie van een halve snede gras in de eerste set tot een hele snede gras in tweede set. Verder heeft mais een eiwitgehalte van ongeveer 7%, daarbij zijn er rasverschillen in eiwitgehalte, die gemiddeld overeenkomen met 1.5%.
Het is wellicht interessant om deze verschillen op bedrijfs- en rantsoenniveau beter te bestuderen, zowel in het kader van het 65% zelfvoorzienend zijn op bedrijfsniveau als het streven naar een lager eiwitgehalte in het rantsoen.