Nieuws

Blauwtongvirustype 3 veelvuldig aangetoond in Nederlandse knutten

article_published_on_label
2 juli 2024

Knuttensoorten die voorkomen op schapen- en rundveebedrijven, zijn veelvuldig besmet met blauwtongvirus serotype 3. Dit blijkt uit analyse door het NVWA Centrum Monitoring Vectoren (NVWA-CMV) en Wageningen Bioveterinary Research (WBVR, onderdeel van Wageningen University & Research).

Blauwtongvirus serotype 3 (BTV-3) werd in september 2023 voor het eerst vastgesteld in Nederland. Het virus verspreidde zich daarna razendsnel over een groot deel van Nederland. NVWA-CMV en WBVR* onderzochten welke knuttensoorten betrokken waren bij deze blauwtonguitbraak.

Voor het uitvoeren van dit onderzoek werden in de maanden oktober en november knuttenvallen opgehangen op zes schapen- en/of melkveebedrijven waar eerder blauwtong was vastgesteld. Deze bedrijven bevonden zich allen in het midden van Nederland. Het CMV-laboratorium determineerde de aanwezige knutten op basis van microscopische analyse van de morfologische kenmerken tot op soort en geslacht. Vrouwelijke knutten van eenzelfde soort die al eerder een bloedmaal hadden gehaald bij een herkauwer (en die het virus dus zouden kunnen overdragen) werden gegroepeerd in zogenoemde pools. Vervolgens testte WBVR deze knuttenpools op aanwezigheid van BTV-3.

Resultaten

In totaal werden 34.593 knutten gevangen. Het grootste deel van de knutten waren zes verschillende veegerelateerde soorten. Het betrof de soorten: Culicoides chiopterus, C. obsoletus, C. scoticus, C. punctatus, C. dewulfi en C. pulicaris. De voor Nederland niet-inheemse soort C. imicola is in dit onderzoek niet aangetroffen.

Veegerelateerde knuttensoorten leven in de directe omgeving van landbouwhuisdieren: ze broeden in de buurt van vee (in mest, kuil, enzovoorts) en hebben een sterke voorkeur voor bloed van schapen en runderen.

Analyse van WBVR toont aan dat veel van de gevangen knutten het blauwtongvirus bij zich dragen. Van de 384 knuttenpools die werden getest, bleken 179 (46,6%) positief voor aanwezigheid van het blauwtongvirus. Het blauwtongvirus is vooral aangetoond in pools van de soorten C.chiopterus (67,3%), C. punctatus (57,7%) en C. obsoletus/scoticus (34,5%). “Het hoge percentage positieve knutten kan het gevolg zijn van hoge viruscirculatie in de gastheren, maar ook betekenen dat BTV-3 goed wordt opgenomen in deze zes inheemse knuttensoorten”, aldus de onderzoekers. Daarnaast kan het grote percentage blauwtongdragende knutten ten dele verklaren hoe het virus zich zo snel heeft kunnen verspreiden door Nederland. Het percentage knutten dat positief testte op blauwtong ligt in dit onderzoek aanzienlijk hoger dan tijdens de BTV-8 uitbraak in 2006-2008.

Op bedrijven waarvan bekend is dat er met blauwtong besmette dieren aanwezig waren, werd het virus ook teruggevonden in de knutten. De onderzoekers concluderen dat knuttensoorten die het meest bij vee voorkomen, heel goed in staat zijn het virus over te dragen. “Opvallend is dat van de knutten die zijn gevangen in de vallen die in de stal hingen, het percentage met blauwtong hoger was”, constateren de onderzoekers. “Gezien de ruime aanwezigheid van virusdragende knutten, wordt het belang van vaccinatie om een besmetting met blauwtong te voorkomen nogmaals onderstreept, voor zowel schapen als runderen.”

* De werkzaamheden van WBVR werden gedaan in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit