Nieuws
Nederlandse vispassages belangrijk voor bijna alle vissoorten
Vispassages blijken voor 35 van 38 onderzochte inheemse vissoorten van belang om hindernissen zoals stuwen en dammen in beken en rivieren te passeren. Dat blijkt uit een publicatie van Wageningen University & Research in het wetenschappelijk tijdschrift Ecological Engineering.
‘Het bijzondere is dat niet alleen klassieke trekvissen zoals zalm en paling gebruik maken van dit soort waterbouwkundige kunstwerken, maar ook soorten die als minder treklustig te boek stonden ’, vertelt PhD-onderzoeker Panos Panagiotopoulos. Hij heeft daarvoor als eerste alle bekende gegevens van 82 vispassages gecombineerd met de landelijke verspreidingsgegevens van vissen. Dit was mogelijk door de goede samenwerking met de waterschappen, Rijkswaterstaat en RAVON, die de data en rapportages aangeleverd hebben.
Voor het eerst een landelijk beeld
Omdat er in de Nederlandse wateren veel stuwen en dammen aanwezig zijn, worden de bewegingen van vissen tussen bijvoorbeeld schuil-, voedsel-, en paaigebieden gehinderd. Dit heeft op veel plaatsen geleid tot een ecologisch lage kwaliteit van de visstand met een beperkte biodiversiteit. Met de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) kwam vanaf 2000 de verplichting om te zorgen dat die ecologische kwaliteit voldoende goed wordt. Hiervoor hebben de waterschappen en Rijkswaterstaat honderden vispassages aangelegd, om noodzakelijke verbindingen tussen wateren te herstellen. In welke mate deze vispassages voldoen werd vooral lokaal, maar nog niet eerder op landelijke schaal onderzocht. Het unieke aan deze studie is dat niet alleen werd gekeken naar welke soorten de vispassages gebruikten, maar dat dit werd vergeleken met de vissoorten die voorkomen in de directe omgeving van de vispassages.
De gepubliceerde onderzoeksresultaten wijzen er volgens Panos Panagiotopoulos op dat het belang van goed functionerende vispassages voor het in stand houden van de diversiteit aan vissoorten wel eens groter zou kunnen zijn dan voorheen werd gedacht. Tegelijkertijd bleek er veel variatie te zijn hoe de werking van de vispassages onderzocht is: kortdurend onderzoek onderschat het aantal soorten dat de vispassages passeert.
Bijdrage aan biodiversiteitsherstel in zoet water
De beste oplossing voor vissen zou zijn om hindernissen zoals stuwen te verwijderen, maar dat is in het sterk aangepaste Nederland een serieuze uitdaging. Het aanleggen van vispassages kan dan ook voor veel vissoorten een uitkomst bieden en bijdragen aan een gezonde visstand. In dit onderzoek is vooral gekeken óf vissoorten de passages gebruiken, niet wat de efficiëntie is. “Als er honderd vissen willen passeren weten we niet of ze dat allemaal lukt of slechts een klein aantal. Dat is uiteindelijk wel belangrijk voor een gezonde stand van zoetwatervissen, en dat moeten we verder uitzoeken.” Dit onderzoek, dat gezamenlijk gefinancierd wordt door de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA), Sportvisserij Nederland en Rijkswaterstaat, is daarom een mooie eerste stap”, zegt Panagiotopoulos.