Longread
Bernardijn ten Zeldam-Hartelust: Eerste vrouw voor openingsrede bij de opening van het academisch jaar in Wageningen (1979)
Bernardijn ten Zeldam-Hartelust was 45 jaar geleden de eerste vrouw die de openingsrede hield voor het nieuwe academische jaar, op 3 september 1979. Het was tevens haar afscheidstoespraak na 12 jaar in dienst te zijn geweest in Wageningen. Vanaf 1973 was zij de eerste vrouwelijke en feministische voorzitter van de WU-raad. Ze zette het nieuwe vakgebied ‘vrouwen en wetenschap’ op de kaart, adresseerde het lage aantal vrouwelijke studenten en wetenschappers, en zette de benodigde acties voor loopbaanontwikkeling, positieve discriminatie en empowerment in gang. De manier waarop ze dat deed, is nog steeds zeer inspirerend. Ze verdient dan ook een eervolle plek in de serie ‘Inspirerende vrouwen uit het WUR-verleden’.
Bernardijn ten Zeldam-Hartelust was 45 jaar geleden de eerste vrouw die de openingsrede hield voor het nieuwe academische jaar, op 3 september 1979. Het was tevens haar afscheidstoespraak na 12 jaar in dienst te zijn geweest in Wageningen. Vanaf 1973 was zij de eerste vrouwelijke en feministische voorzitter van de WU-raad. Ze zette het nieuwe vakgebied ‘vrouwen en wetenschap’ op de kaart, adresseerde het lage aantal vrouwelijke studenten en wetenschappers, en zette de benodigde acties voor loopbaanontwikkeling, positieve discriminatie en empowerment in gang. De manier waarop ze dat deed, is nog steeds zeer inspirerend. Ze verdient dan ook een eervolle plek in de serie ‘Inspirerende vrouwen uit het WUR-verleden’.
In haar toespraak ‘Tien procent’ reflecteerde Bernardijn ten Zeldam-Hartelust (1928-1982) op haar zes jaar werk in de WU-raad, toen goed voor tien procent van de Wageningse hogeronderwijsgeschiedenis. De raad heette toen de Hogeschoolraad van de Landbouwhogeschool. Na een korte terugblik op de onstuimige jaren van vele debatten over nieuw beleid, o.a. over de relatie met de maatschappij, keek ze ook vooruit. Als alumna van Wageningen en vrouw met wereldwijde ervaring, herinnerde zij in haar toespraak met trots aan het succes van het opnemen van het nieuwe vakgebied ‘Vrouwen en Wetenschap’ in de nieuwe institutionele plannen voor 1980-1983.
Ze was verheugd te kunnen verwijzen naar de inaugurele rede ‘Feminisme en Wetenschap’ van Prof. dr. Geertje Thomas-Lycklama à Nijeholt, gehouden in juni 1979. Deze nieuwe professor was aangesteld voor een buitengewoon hoogleraarschap, met als titel ‘Maatschappelijke stromingen, in het bijzonder op de emancipatie van de vrouw, zowel in het westen als in het niet-westen’. Dit werd voor vijf jaar financieel gewaarborgd door het Wageningen Fonds, nu UFW, voor één dag in de week. Bernardijn benadrukte ook de activiteiten van de nieuwe vrouwencommissie van vrouwelijke wetenschappers en studenten, die werd gecoördineerd door Annemarie van de Vusse van Studium Generale. Ten slotte kondigde zij de aanstelling van twee docenten vrouwenstudies aan. Die waren gewaarborgd met steun van het College van Bestuur, één gericht op de sociale en één op de natuurwetenschappen, voor een halve week elk.
Oproep tot verdere actie
In haar toespraak greep zij de gelegenheid aan om op te roepen tot verdere actie. Zij wees op het lage percentage van vrouwelijke studenten. In Nederland betrof het slechts 27% van alle studenten, in Wageningen 25%. Dit terwijl de Technische Hogescholen een gemiddelde van 6% vrouwelijke studenten te zien gaf. Landelijk presteerde Wageningen verhoudingsgewijs beter in het behouden van de studenten met ‘slechts’ 23,5 % uitval van de vrouwelijke studenten tijdens hun studie tegenover een nationaal gemiddelde van 40%. Ze pleitte voor extra begeleiding voor vrouwelijke studenten om hen goed voor te bereiden op een leven als professional, eventueel gecombineerd met gezinsverantwoordelijkheden. Ze benadrukte het belang van loopbaanontwikkeling samen met sociale veerkracht en zelfvertrouwen.
Volgens haar zou dit echter alleen werken als vrouwelijke studenten zich konden identificeren met vrouwelijke wetenschappers die volledig gerespecteerd werden in hun carrière-ambities. Daar vond zij dat Wageningen slecht presteerde: ongeveer 6% van alle wetenschappers was vrouw tegen 11% op nationaal niveau. Ze had in 1975 al de oproep tot positieve actie door de VVAO (Vereniging van Vrouwen met een Academische Opleiding) gesteund, maar zonder succes. Daarvan zei ze dat het misschien daarvoor nog te vroeg was geweest, maar de tijd was toch wel rijp voor meer initiatief op studentniveau. Ze was blij dat ze Collegevoorzitter Peter van der Schans aan haar zijde vond, aangezien hij hiertoe verschillende mogelijkheden had geopperd.
Inbedding in landelijke acties
Bernardijn wees op twee nieuwe publicaties ter ondersteuning. De eerste was een artikel van Derek L. Philips, hoogleraar Sociologie aan de VU (Gids 1979). Hij werkte uit hoe positieve discriminatie kon worden aangepakt via vrouwen actief te benaderen bij vacatures, loopbaanadvies te bieden, arbeidscontracten te toetsen op mogelijke discriminerende clausules, en vrouwen onder de aandacht te brengen van wervings- en selectiecommissies. De tweede was de ‘Schets van een beleid voor emancipatie in onderwijs en wetenschappelijk onderzoek’ van de Staatssecretaris voor Emancipatie, Jeltien Kraaijeveld-Wouters, and de Minister van Onderwijs, Arie Pais. Dit pakket maatregelen was zojuist gepresenteerd op 31 mei waarmee het bedrag van 7 miljoen gulden gepaard ging. Enkele waren:
- Stimulering van vrouwenstudies aan alle universiteiten met daarvoor geoormerkte middelen (bv door het aanstellen van de zogeheten Pais-coördinatoren vernoemd naar Minister Pais)
- Campagne om meisjes te stimuleren om technische studies te kiezen
- Onderzoek starten waarom vrouwelijke studenten uitvallen
- Advies vragen met betrekking tot een tijdelijke invoering van positieve discriminatie voor vrouwen
- Door deeltijdbanen voor mannen en vrouwen te faciliteren
- Door tijdelijk vrouwen boven mannen te benoemen als er geen kwaliteitsverschil was
Verandering van mentaliteit vereist
Bernardijn was blij dat de besturen van de Landbouwhogeschool en het Wageningen Fonds het Ministerie van Landbouw (waaronder Wageningen viel) al hadden gevraagd zich aan te sluiten bij de beleidsmaatregelen van het Ministerie van Onderwijs. Maar zelf benadrukte ze expliciet dat behalve geld vooral een verandering van mentaliteit doorslaggevend zou zijn. In haar toespraak betuigde zij haar respect voor tradities, maar vroeg zich ook hardop af of deze opening door haar als eerste vrouw een teken aan de wand was voor een vruchtbaar jaar. Ze verwees naar de godin Ceres, beschermvrouwe van de landbouw, wier standbeeld uit 1886 op de tweede verdieping van het hoofdgebouw ze zo vaak passeerde. Ceres waakt nog altijd over ons in het atrium van het Atlas-hoofdgebouw.
Levensloop te kort door verkeersongeluk
Terwijl er in Wageningen in het voorjaar van 1980 rumoerige tijden aanbraken omtrent de besluitvorming voor een twee-fasen structuur voor het hoger onderwijs (BSc en MSc), vervolgde Bernardijn haar loopbaan bij het Ministerie van Onderwijs als plaatsvervangend Secretaris-Generaal. Zij was opnieuw de eerste vrouw die op deze bijna hoogste positie onder de ambtenaren werd benoemd. Deze benoeming was al bekend in mei 1979 en kan als een mooi en uitermate passend vervolg van haar carrière worden gezien aan het einde van haar termijn als voorzitter van de hogeschoolraad. Helaas overleed zij kort daarna in februari 1982 op 53-jarige leeftijd, nadat zij op haar fiets in Den Haag door een auto was geschept.
Alumna van Wageningen
Bernardijn studeerde in 1955 af in Wageningen in Tuin- en Landschapsarchitectuur en was tijdens haar bijvoorbeeld als praeses (president) van de Wageningse Vrouwelijke Studenten Vereniging (WVSV). Ze is geboren in Soerabya, in het voormalig Nederlands Indië, waar haar vader Ir Theodoris Hartelust, werktuigbouwkundige, de ijzerhandel D.J. Enthoven-B. Hartelust leidde. Haar moeder Margaretha A. (Gretha) de Val was geboren in voormalig Nederlands Indië, in Karanganjar, woonde ondertussen in Den Haag, en volgde haar man terug nadat hun huwelijk in 1916. Bernardijn werd als jongste van hun drie dochters geboren in 1928, onder de naam Bernarda. Het gezin kwam in 1932 terug naar Nederland, in Den Haag. Met vertraging door de oorlog, sloot Bernardijn daar haar middelbare schooltijd af op het Vrijzinnig Lyceum in 1947. Meteen nam ze haar studie in Wageningen op maar veranderde van richting. In december 1953 trouwde ze met student Otto ten Zeldam (1924-2009) die Cultuurtechniek studeerde en ook in 1955 in Wageningen afstudeerde. Vlak voor hun huwelijk was hij nog op missie naar de VS, vanuit de Marshall gelden, om irrigatiemethoden te bestuderen die de productiviteit in de landbouw konden verhogen. Wellicht was hun eerste ontmoeting in 1950 toen ze beide praeses waren van de belangrijkste studentenverenigingen.
Na haar afstuderen werkte Bernardijn enige jaren in Nederland en bracht daarna hun drie kinderen groot met haar man in het buitenland, o.a. West-Duitsland, Syrië en Saoedi-Arabië. Terug in Nederland verwierf ze in 1967 een baan aan de Landbouwhogeschool (nu WU). Met de verkiezing in 1973 als voorzitter van de pas opgerichte Hoogeschoolraad, begon haar baanbrekend werd om deze in te richten in lijn met de nieuwe Wet op Universitaire Bestuur (WUB, 1971) die de roep om democratisering in het hoger onderwijs sinds 1968 inwilligde. Ze vertelde over haar inzichten en eerste ervaringen als voorzitter tijdens de openingplechtigheid voor het academisch jaar 1974/1975 naast de voorzitter van het hogeschoolbestuur, J.B. Ritzema van Ikema, en decaan J.C. Zadoks, nu dus vijftig jaar geleden. Ze combineerde haar werk voor de hogeschool met politieke functies en voorzitterschap van NGOs waarin ze ook uitgesproken was over de nodige beleidsmaatregelen ten gunste van vrouwen. Bijvoorbeeld werd ze lid van de VVAO (voorzitter in 1978), trainingscentrum ‘De Baak’, en de PvdA (Statenlid voor Gelderland in 1978). Na haar dood nam haar man vervroegd pensioen in 1986 en hertrouwde. Hun dochter memoreerde hoezeer zij haar moeder had gemist in het TV programma Ik mis je.
Haar nalatenschap
Bernardijn haar naam werd levendig gehouden door de VVAO die in 1984 een Stichting naar haar vernoemde. Deze organiseerde elke twee jaar een lezing tot verdere empowerment van academische vrouwen, nam initiatief tot de vernoeming van een zaal naar haar in het oude WUR bestuursgebouw aan de Costerweg, en schonk bij opheffing van de stichting in 2003 de ‘Gedachtenbank’ aan de WUR. Het ongeopende pakket op de bank nodigt uit om even te gaan zitten en in verwondering over wat het zou bieden, de gedachten te laten gaan over je aspiraties, en dus mentaal even ruimte te nemen voor reflectie. Ook al is de Bernardijn ten Zeldam-Hartelust zaal nooit teruggekomen op de nieuwe Campus, je kan nog altijd de Gedachtenbank vinden tussen Impulse / Restaurant van de Toekomst and het nieuwe Zodiac gebouw.
More informatie vind je in haar biografie en het boek Vrouwen, Wageningen en de Wereld. Wetenschap, studie en carriere, 1918-2003 van Margreet van der Burg en Marian Bos-Boers (mn. hoofdstuk 3-6). Haar archief is deels ondergebracht bij ATRIA, Kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis, Amsterdam.