Blogpost
Verruiming van het mededingingsbeleid biedt kansen voor verduurzaming van de landbouw
De agrarische sector staat voor de uitdaging om te verduurzamen op het gebied van klimaat, biodiversiteit, de gezondheid van mens en dier, en dierenwelzijn. Verduurzaming vraagt om aanpassingen in onze economie en in de organisatie ervan. Eén aspect daarvan is de mededingingswetgeving, die in haar huidige vorm teveel remmend werkt voor verduurzaming. In deze blog stellen wij dat een verruiming van de mededingingswetgeving kan bijdragen aan zinvolle verduurzaming van de landbouw.
De mededingingswetgeving heeft als doel om gezonde concurrentie tussen bedrijven te bevorderen (Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, 2021). Concurrentie stimuleert bedrijven om te excelleren in hun dienstverlening en vormt zo een drijvende kracht achter innovatie en groei op de lange termijn. Vanuit deze wetgeving geldt er een algemeen verbod op concurrentieverstorende overeenkomsten. Ook duurzaamheidsinitatieven vallen onder dit verbod en worden daarmee ontmoedigd of zelfs geblokkeerd.
Een veelbesproken voorbeeld is het verbod op het duurzaamheidsinitiatief ‘Kip van Morgen’ in 2015. In dit initiatief spraken supermarkten, vleesverwerkende industrie en pluimveesector af om diervriendelijker geproduceerd pluimveevlees te verkopen. De Autoriteit Consument en Markt achtte dit initiatief in strijd met het mededingingsbeleid omdat de onderling gemaakte afspraken de concurrentie zou beperken. Daarnaast zou het belang van de duurzaamheidsvoordelen niet voldoende opwegen tegen het belang van de inperking van de keuzevrijheid van de consument. Het verbod leidde tot veel kritiek van zowel de Tweede Kamer als het bedrijfsleven.
Onder invloed van nieuwe wetgeving overweegt de Autoriteit Consument en Markt (2020) een verruiming van de regels, waarbij duurzaamheidsinitiatieven onder voorwaarden zijn toegestaan (Tweede Kamer der Staten-Generaal, 2018). Een van de voorwaarden is dat de voordelen van het duurzaamheidsinitatief groter zijn dan de nadelen. Critici betogen dat het toelaten van duurzaamheidsinitiatieven bedrijven aanzet om minimale duurzaamheidsvoordelen door te voeren tegen maximale prijsverhogingen (zogenoemde ‘cartel greenwashing’).
Wij stellen dat verruiming van de mededingingswetgeving voor duurzaamheidsinitatieven een zinvolle bijdrage kan leveren aan verduurzaming van de landbouw in de volgende twee situaties:
1) Wanneer wetgeving niet in staat is om de maatschappelijke normen te borgen en afzonderlijke initiatieven uit het bedrijfsleven financieel onhaalbaar zijn.
Dierenwelzijn is een voorbeeld waarbij de Europese wetgeving voor dierenwelzijn onvoldoende invulling geeft aan de maatschappelijke eisen voor dierenwelzijn in Nederland (Eurobarometer, 2016). Hierdoor komen aanvullende en verdergaande maatregelen bij uitstek vanuit het bedrijfsleven. Een belangrijke oorzaak van ontoereikende wetgeving is het lobbyen van producenten- en consumentenorganisaties (Swinnen et al., 2015). Strengere wettelijke eisen omtrent voedselproductie gaan namelijk vaak gepaard met hogere productiekosten (en mogelijk een hogere consumentenprijs). Daarbij komt dat strengere wetgeving kan leiden tot een ongelijkmatig speelveld in export markten, wat producentenorganisaties verder motiveert om te lobbyen tegen strengere wetgeving. Voor een agrarisch exportland als Nederland is een gelijkmatig speelveld met name relevant.
Gezamelijk duurzaamheidsinitiatief bedrijfsleven
Indien wetgeving achterblijft bij maatschappelijke normen omtrent duurzaamheid, ontstaat er ruimte voor initiatieven vanuit het bedrijfsleven. Een aanpak die kan worden gekozen, is het ontwikkelen van nichemarkten (bijvoorbeeld voor dierenwelzijn). Generieke verduurzaming blijft dan uit. In een duurzaamheidsinitiatief nemen meerdere ketenspelers een gezamenlijke stap en worden algemene afspraken rond duurzaamheidsstandaarden gemaakt. Dit biedt producenten ruimte voor het investeren in aanpassingen van de productiewijze. Bovendien kunnen door de gezamenlijke aanpak schaalvoordelen in productie, logistiek en distributie worden benut waarmee de kosten van het initiatief verdeeld kunnen worden over meerdere spelers. Onderzoek laat zien dat er situaties zijn waarin een dergelijk initiatief financieel haalbaar en welvaart verhogend is voor producenten, retailers en consumenten (Vissers et al., 2021).
Heldere afspraken nodig
Wanneer een sector of keten gezamenlijk een duurzaamheidsinitatief invoert, zal de keten het niet duurzame of minder duurzame product niet meer op de markt brengen. Consumenten kunnen dan alleen kiezen tussen het duurzamere product of de overstap naar een alternatief product (bijvoorbeeld varkensvlees). Het is begrijpelijk dat bij het verhogen van een algemene standaard er een dergelijke uitsluitingsclausule nodig is voor producten die daar niet aan voldoen. De economische literatuur laat namelijk zien dat bezorgde consumenten doorgaans niet voor het duurzamere product kiezen wanneer gelijktijdig het goedkopere en minder duurzame product ook in de schappen ligt (Aerts, 2013). Om te voorkomen dat een duurzaamheidsinitatief misbruikt wordt om minimale duurzaamheidsvoordelen in te voeren tegen een maximale prijsopslag, zijn strikte en heldere afspraken omtrent een duurzaamheidsinitatief essentieel. Dit stelt mogelijk ook extra eisen aan de capaciteit en het beoordelingsvermogen van de Autoriteit Consument en Markt.
2. Wanneer het duurzaamheidsinitiatief belangrijke, gerelateerde andere maatschappelijke baten met zich meebrengt.
Duurzaamheidsinitatieven spelen in op het wegnemen van breed levende zorgen in de maatschappij. Bij een duurzaamheidsinitiatief kan er sprake zijn van ‘spill-over effecten’ (bijvoorbeeld een initiatief dat dierenwelzijn verhoogt met als bijkomend effect dat het antibioticagebruik afneemt). Hierdoor kan het initiatief naast de directe baten voor de consument ook een positief maatschappelijk gezondheidseffect opleveren (bijvoorbeeld bijdrage aan vermindering van antibiotica resistentie bij mensen). Een duurzaamheidsinitiatief kan ook negatieve spill-over effecten met zich meebrengen (bijvoorbeeld een toename van de broeikasgasemissies).
Ongewenste neveneffecten van een product
Bij een integrale afweging van de kosten en baten van een duurzaamheidsinitiatief met spill-over effecten op andere beleidsdoelen, dienen ook deze gerelateerde effecten betrokken te worden. Wanneer deze spill-over effecten worden meegenomen komt het ‘uitsluiten’ van het minder duurzame product door het nieuwe duurzaamheidsinitiatief in een ander daglicht te staan omdat er aan het gangbare product en de daaraan verbonden productiewijze vaak ongewenste neveneffecten zitten (bijv. hoger antibioticagebruik).
Indien het netto resultaat (baten minus kosten) van het duurzaamheidsinitiatief positief is, zou de overheid kunnen besluiten om een dergelijk initiatief te stimuleren, bijvoorbeeld door deze financieel te ondersteunen of de totstandkoming ervan anderszins te faciliteren.
Premies voor retailers
Onderzoek laat zien dat duurzaamheidsinitiatieven niet alleen voordelen kunnen bieden aan consumenten, maar ook aan producenten en retailers (Vissers et al., 2021). In het dierenwelzijnsinitiatief voor pluimveevlees, ingevoerd door Nederlandse supermarkten in 2014-2015, ontvangt de vleeskuikenhouder een premie die de meerkosten van dit initiatief volledig vergoedt. Deze premie is door de verwerkende industrie en retailers doorberekend in de consumentenprijs. Ondanks de prijsstijging is de consumptie van pluimveevlees sinds de invoering van dit initiatief niet afgenomen, maar zelfs toegenomen (Agrimatie, 2021). Hierbij moet wel de kanttekening gemaakt worden dat een deel van de consumenten werd geconfronteerd met een hogere consumentenprijs terwijl dierenwelzijn voor hen nauwelijks een issue is.
Herbezinning op de rol van mededingingsautoriteiten
Gegeven de algemene wens om de economie te verduurzamen (blijkende uit de Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties, het klimaatdebat, de rechtszaken aangespannen door ngo’s, aandeelhouderactivisme voor duurzaamheid) is herbezinning op de rol van mededingingsautoriteiten nodig. Deze instantie dient de regelgeving waarvoor zij bevoegd is te baseren vanuit een brede integrale scope op onze samenleving en haar opgaven in plaats van een eenzijdige focus op het consumentenbelang. In geval van duurzaamheidsinitiatieven vraagt dit om een gebalanceerde afweging van de duurzaamheidsvoordelen voor de samenleving ten opzichte van de prijsstijging en keuzebeperking voor consumenten.
De taak van de Autoriteit Consument en Markt wordt daarmee complexer en lastiger, maar dat is inherent aan de omvangrijke opgave voor de verduurzaming van de economie, waaraan iedereen moet bijdragen. Hopelijk draagt de nieuwe mededingingswet bij aan betere kansen voor verduurzaming van de voedselproductie en consumptie.
Wij bedanken Willy Baltussen en Katja Logatcheva voor hun opmerkingen op deze blog.
Referenties
Aerts, S. (2013). The consumer does not exist: overcoming the citizen/consumer paradox by shifting focus. In The ethics of consumption (pp. 172-176): Springer.
Agrimatie. (2021). Voorzieningsbalansen. Retrieved from agrimatie.nl
Autoriteit Consument en Markt. (2020). ACM biedt meer mogelijkheden voor samenwerking tussen bedrijven om klimaatdoelen te halen. Retrieved from acm.nl
Eurobarometer. (2016). Attitudes of Europeans towards animal welfare. Retrieved from ec.europa.eu
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Mededingingswet, (2021).
Swinnen, J., Deconinck, K., Vandemoortele, T., & Vandeplas, A. (2015). Quality standards, value chains, and international development: economic and political theory. New York: Cambridge University Press.
Tweede Kamer der Staten-Generaal. Wet ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven, (2018).
Vissers, L. S. M., Jongeneel, R. A., Saatkamp, H. W., & Oude Lansink, A. G. J. M. (2021). A multiple-standards framework to address externalities resulting from meat production. Applied Economic Perspectives and Policy, 1-14. doi:https://doi.org/10.1002/aepp.13152