WUR en dierproeven: richtlijnen en ambities
Alle dierproeven bij Wageningen University & Research (WUR) voldoen aan de Wet op de dierproeven (Wod). Aanvullend heeft WUR een eigen beleid geformuleerd. Lees meer over de acht richtlijnen en ambities van WUR op het gebied van dierproeven.
Onderzoek en onderwijs van WUR
De missie van WUR is “to explore the potential of nature to improve the quality of life”. WUR geeft onderwijs en doet onderzoek om invulling te geven aan die missie. In het onderwijs en het onderzoek van WUR is het gebruik van dieren en het uitvoeren van dierproeven essentieel. Dieren worden ingezet als model voor de mens, voor fundamenteel biologisch onderzoek en als model voor de diersoort zelf (doeldieronderzoek). Bij doeldieronderzoek gaat het om gehouden (productie- en gezelschapsdieren) en niet-gehouden dieren (wilde fauna). Een deel van het proefdieronderzoek bij WUR is wettelijk verplicht, bijvoorbeeld voor het ontwikkelen en controleren van vaccins en geneesmiddelen.
Wet op de dierproeven
In Europa (Nederland) zijn dierproeven verboden, tenzij het belang van de proef groter ingeschat wordt dan het ongerief dat de dieren door de proef ondergaan. Als dieren voor onderzoek of onderwijs een behandeling ondergaan die meer ongerief met zich meebrengt dan het inbrengen van een naald door een deskundig persoon, is dit conform de Wod een dierproef. Ook als de dieren voor het onderzoek of onderwijs zonder voorafgaande handeling gedood worden, geldt dit als dierproef. Voor elke dierproef is een specifieke vergunning vereist. Wageningen Universiteit (WU) en Wageningen Research (WR) zijn beide vergunninghouder als beschreven in de Wet op de dierproeven (Wod).
Een vergunninghouder legt de aanvraag voor een project met dierproeven voor aan de Centrale Commissie Dierproeven, die na een ethische evaluatie door een Dierexperimentencommissie een vergunning voor het project af kan geven. Pas als het project vergund is, kunnen de daarin beschreven dierproeven worden uitgevoerd. Zowel WU als WR hebben conform de Wod een Instantie voor Dierenwelzijn (IvD).
Eigen beleid
Alle dierproeven bij Wageningen University & Research voldoen aan de Wet op de dierproeven. Aanvullend heeft WUR een eigen beleid op het gebied van dierproeven geformuleerd. Hieronder staan de acht richtlijnen en ambities van WUR.
WUR hanteert de volgende acht richtlijnen en ambities:
1. WUR voert alleen dierproeven uit die passen bij het domein en de missie van WUR
WUR toetst aanvragen voor projectvergunningen en individuele experimenten hierop.
2. WUR investeert continu in de toepassing van de drie V’s (Vervanging, Vermindering, Verfijning)
WUR zorgt dat bij al het onderzoek waar dierproeven aan de orde zijn, continu aandacht aan de 3 V’s wordt besteed. Waar mogelijk en zinvol wordt in samenspraak met stakeholders geïnvesteerd in de ontwikkeling van alternatieve methoden. De omvang en resultaten van de inspanningen op het vlak van de 3 V’s worden in beeld gebracht en gerapporteerd. De 3 V’s: 1) vervangen van proefdieren door proefdiervrije methoden, inclusief de noodzakelijke validatie daarvan, 2) verminderen van aantallen in te zetten proefdieren en 3) verfijnen van de werkwijzen bij de inzet van proefdieren.
3. WUR profileert zich als een organisatie met speciale expertise op het gebied van dierproeven waarbij het proefdier model is voor de diersoort zelf (doeldieronderzoek)
Het onderzoek naar diergezondheid en dierenwelzijn, dierlijke productie en wilde fauna heeft een groot aandeel in de dierproeven van WUR. Daarom neemt WUR in Nederland het voortouw bij ontwikkelingen op het vlak van randvoorwaarden voor doeldieronderzoek, waarbij het proefdier model is voor de diersoort zelf en met name in het onderzoek met productiedieren (vissen en landbouwhuisdieren).
4. WUR zet zich in voor acceptatie van alternatieve testen in Europees verband
WUR zet zich in om in internationaal verband alternatieve testen in de praktijk geaccepteerd te krijgen. Dat geldt in het bijzonder bij het uitvoeren van wettelijke taken, waarvoor strikt voorgeschreven, internationaal overeengekomen werkwijzen zijn vastgelegd. De bewijslast dat een alternatieve methode even goed of zelfs beter is dan de bestaande diertesten moet worden geaccepteerd in een complex politiek-juridisch traject. Dat vraagt specialistische kennis die niet elke individuele onderzoeker van alternatieve methoden paraat heeft. WUR bundelt daarom de initiatieven die hierop zijn gericht en zet hier gespecialiseerde kennis op in.
5. WUR onderwijst studenten optimaal in verantwoord proefdiergebruik
WUR laat in haar opleidingen dierwetenschappen, biologie en humane voeding en gezondheid de studenten in contact komen met dieren, dierproeven en/of dierlijke materialen. Het directe contact met dieren, dierproeven en/of dierlijke materialen is in een deel van deze opleidingen essentieel. Gebruik van dieren in het onderwijs gebeurt pas na zorgvuldige afweging. Bij ieder practicum wordt opnieuw kritisch bekeken of het inzetten van proefdieren voor het leerdoel nog noodzakelijk is en welke andere mogelijkheden er zijn.
Als dieren in het onderwijs ingezet worden, worden de achtergronden en de wijze van afweging met de studenten bediscussieerd. Ook wordt aan studenten al in een vroeg stadium van de studie gevraagd na te gaan of en hoe bij een bepaalde dierproef vervanging, vermindering of verfijning mogelijk zijn.
WUR geeft studenten, die principiële bezwaren hebben tegen dierproeven, in de bachelorsfase bij verplichte vakken de mogelijkheid tot een alternatief zonder het gebruik van dierproeven. In de masterfase kunnen die studenten dat doen via de keuze van vakken waarin geen dierproeven worden uitgevoerd. Voor studenten, die zich willen richten op onderzoek, waar het gebruik van proefdieren aan de orde is, organiseert WUR de cursus Proefdierkunde (Laboratory Animal Science: Design and Ethics in Animal Experimentation), die verplicht is voor iedereen die als onderzoeker dierproeven gaat uitvoeren. In de onderzoekscholen bij WUR volgen de promovendi, die met dieren werken, verplichte curricula in dierethiek en wetenschappelijk integriteit in verband met dierproeven.
6. WUR is transparant over haar proefdiergebruik en gaat de dialoog aan over verantwoord proefdiergebruik
WUR publiceert jaarlijks de statistieken wat betreft de aantallen proefdieren, het ongerief dat zij hebben ondergaan en de doelen van het onderzoek. Op de WUR-website worden de ‘niet-technische-samenvattingen’ (publiekssamenvattingen) van alle vergunde projecten gepubliceerd uit oogpunt van transparantie over lopend onderzoek en onderwijs met proefdieren.
WUR wil het gesprek aangaan over dierproeven, zowel in het onderwijs als met het publiek. De WUR-website bevat daarom een optie voor het stellen van vragen of het geven van opmerkingen over het proefdiergebruik. Ook organiseert WUR publiek toegankelijke bijeenkomsten op het vlak van proefdiergebruik.
7. WUR ziet er op toe dat aan de opleidingseisen wordt voldaan zoals door de Wod geformuleerd inclusief na- en bijscholing (leven lang leren)
Voortbouwend op de wettelijk verplichte basisopleiding voor diegenen die betrokken zijn bij het opzetten en uitvoeren van dierproeven organiseert WUR regelmatig niet-vrijblijvende trainingen om specifieke competenties en vaardigheden, benodigd voor de correcte uitvoering van dierproeven, bij de medewerkers op peil te houden.
Gastmedewerkers mogen alleen handelingen met proefdieren verrichten als zij over de vereiste opleiding en competenties beschikken. Studenten mogen in het kader van hun opleiding na goedkeuring door de IvD en onder supervisie van bevoegde medewerkers deelnemen aan dierproeven. WUR stelt medewerkers, die betrokken zijn bij de opzet, beoordeling en uitvoering van dierproeven, in de gelegenheid de daarvoor benodigde opleidingen te volgen. WUR stimuleert alle medewerkers, die betrokken zijn bij de uitvoering van dierproeven (zowel onderzoekers, biotechnici als dierverzorgers) tot het volgen van na- en bijscholing. Het opleidingsbudget van WUR voorziet in de ruimte voor deze scholing en bijscholing.
8. In internationale samenwerking hanteren onderzoekers van WUR de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit
Dierproeven kunnen onderdeel zijn van internationale samenwerking. WUR onderzoekers hanteren de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit bij hun afweging om aan de samenwerking deel te nemen.
Dierproeven die in een ander land uitgevoerd worden vallen onder de regelgeving van het desbetreffende land en worden niet in Nederland beoordeeld. De ethische afwegingen die worden gemaakt zijn mede afhankelijk van de maatschappelijke context in het desbetreffende land.