
Nutriënten- en mestgebruik op akkerbouwbedrijven op klei en zand
Met ingang van 2025 zijn de stikstofgebruiksnormen in de met nutriënten verontreinigde gebieden (NV-gebieden) verder verlaagd, namelijk met 20%. In 2024 was er al een verlaging met 5%. De verlaging van de gebruiksnormen kan impact hebben op onder andere de gewasopbrengsten van agrarische bedrijven in die gebieden. De benuttingsgraad van de stikstofgebruiksnormen kan hierbij inzicht geven. Tot nu toe was er nog weinig bekend over de benuttingsgraad van de stikstofgebruiksnormen op akkerbouwbedrijven op klei- en zandgronden. Wageningen Social and Economic Research heeft hier onderzoek naar gedaan. De resultaten staan in de onlangs verschenen factsheet Nutriënten- en mestgebruik op akkerbouwbedrijven op klei en zand.
Hieruit blijkt onder meer dat akkerbouwbedrijven op zand veel meer gebruikmaken van dierlijke mest dan akkerbouwbedrijven op klei, waardoor de benutting van de stikstofgebruiksnorm op zand lager uitvalt dan op klei.
Geselecteerde bedrijven
In deze analyse zijn akkerbouwbedrijven in het Bedrijveninformatienet van Wageningen Social & Economic Research geselecteerd die minimaal 80% klei of zand als hoofdgrondsoort hebben. Daarnaast zijn er geen dieren op de bedrijven aanwezig, waardoor de eventuele bemesting met dierlijke mest alleen uit aangevoerde mest bestaat. Op het bedrijf zelf worden er dus geen nutriënten geproduceerd.
Stikstofgebruik op akkerbouwbedrijven op klei
De belangrijkste mestsoort van akkerbouwbedrijven op klei is kunstmest (tabel 1). De dierlijke mestgift ligt ruim onder de gebruiksnorm dierlijke mest van 170 kg stikstof per ha en kwam uit op 94-97 kg per ha. Een uitzondering is 2022, waarin meer dierlijke mest is gebruikt dan in de eerdere jaren. De werkzame stikstof is afhankelijk van de gebruikte meststoffen en varieert van 180 kg per ha in 2022 tot 200 kg per ha in 2021. De lagere werkzame stikstofbemesting in 2022 is het gevolg van het gebruik van meer dierlijke mest, die een lagere werkingscoëfficiënt heeft dan bijvoorbeeld kunstmest. Ook is de werkzame stikstofruimte niet aangevuld met extra (dure) kunstmest. In 2022 resulteert dit dan ook in de laagste benuttingsgraad van de stikstofgebruiksnorm (91%). In de overige jaren varieert de benuttingsgraad van 93% in 2019 tot 100% in 2021. De variatie tussen de jaren in de stikstofgebruiksnorm is duidelijk te zien. Dit is vooral een gevolg van bouwplanwijzigingen en een afnemend gebruik van stikstofdifferentiatie voor gewassen zoals aardappelen, suikerbieten en tarwe. Hierdoor neemt de gemiddelde stikstofgebruiksnorm op de akkerbouwbedrijven voor met name deze gewassen af.
Stikstofgebruik op akkerbouwbedrijven op zand
Anders dan bij de akkerbouwbedrijven op klei, bestaat de stikstofbemesting op zand vooral uit dierlijke mest (tabel 2). Hierdoor is de kunstmestgift lager dan bij de akkerbouwbedrijven op klei. De dierlijke mestgift ligt ook bij de akkerbouwbedrijven op zand onder de gebruiksnorm dierlijke mest van 170 kg stikstof per ha. Ook de akkerbouwbedrijven op zand hebben in 2022 vooral minder kunstmest aangewend vanwege de hoge kosten ervan. Dit is ook te zien aan de benutting van de gebruiksnorm. Die is met 84% het laagst in de periode. Tussen 2019 tot 2021 ligt de benuttingsgraad tussen de 88% en 93%. De stikstofgebruiksnorm varieert tussen de jaren. Deze variatie wordt vooral veroorzaakt door een hoger areaal wintergerst in plaats van zomergerst. Wintergerst heeft een hogere stikstofgebruiksnorm dan zomergerst.
Stikstof in dierlijke mest op akkerbouwbedrijven
Het dierlijk mestgebruik in 2019 en 2020 bestaat vooral uit vleesvarkensmest. In deze jaren beslaat de bemesting met vleesvarkensdrijfmest 45-47% van het totaal. Dit aandeel neemt in 2021 en 2022 af tot respectievelijk 30% en 24%. Vleesvarkensdrijfmest wordt vooral vervangen door overige dierlijke mestproducten (vooral in 2021), fokzeugendrijfmest en filtraat na mestscheiding (vooral in 2022). Overige dierlijke mestproducten bestaan vooral uit geiten- en vleeskalverenmest. Het aandeel rundveedrijfmest blijft rond de 21-23% in de periode. Het gebruik van vaste rundvee- en varkensmest daalt in aandeel van 5% in 2019 naar ruim 1% in 2022.

Gebruik dierlijke mest op zand
Bij akkerbouwbedrijven op zand wordt de stikstofbemesting met dierlijke mest vooral ingevuld met rundveedrijfmest. Het aandeel rundveedrijfmest varieert tussen de 41% en de 48% in de periode 2019-2022. Ongeveer 25% van de stikstofbemesting wordt ingevuld met vleesvarkensdrijfmest, met 34% als uitschieter in 2021. Ook bij de akkerbouwbedrijven op zand neemt het aandeel vaste rundvee- en varkensmest af, van 5% in 2019 naar 0,5% in 2022. Het aandeel overige dierlijke mest blijft redelijk constant. Ook bij de akkerbouwbedrijven op zand bestaat de overige dierlijke mest vooral uit geiten- en vleeskalverenmest. Het aandeel filtraat na mestscheiding neemt toe in 2022 ten opzichte van 2019, maar varieert tussen de jaren. Relatief neemt de fokzeugendrijfmest iets af in de periode 2019-2022.

Auteur: Pieter Willem Blokland (Wageningen Social en Economic Research), LMM
e-nieuws februari 2025
Meer informatie
Zie voor meer informatie over het fosfaatgebruik en de verhouding van kunstmest- en overige organische mestproducten: