Hoe twee generaties aan de wieg stonden van natuurlijke beken
Het liefst staan Ralf (42) en Piet (67) Verdonschot met hun laarzen in het water, op zoek naar beestjes die laten zien of het goed gaat met de natuur. Al jaren, want hun gezamenlijke onderzoekspad loopt langs 50 van de 105 jaar geschiedenis van WUR.
‘Dat kón toch niet, vertellen dat beken beter kunnen kronkelen’, zegt zoetwaterecoloog Piet Verdonschot over een lezing die hij gaf in de jaren zeventig. ‘Een waterbeheerder in de zaal was daar heel boos over en belde de volgende ochtend naar mijn werkgever.’ Het idee van meanderende beken, die hun natuurlijke loop volgen, was nog niet geland. Beken en sloten waren recht en diep om water zo snel mogelijk af te voeren.
Tijden veranderen. Ralf Verdonschot, eveneens zoetwaterecoloog en zoon van Piet, staat anno 2023 met waterbeheerders in de beek om hen te laten zien hoe je die omtovert tot een plek waar de natuur haar gang gaat. Dat werpt zijn vruchten af: steeds meer beken in Nederland zijn verre van recht en er liggen zelfs bomen in het water die zorgen voor meer structuur en stromingsvariatie in de beek. Al die jaren tegen de stroom in zwemmen, heeft blijkbaar geholpen. Hoe kijken vader en zoon Verdonschot naar hun vak in Nederland en aan WUR?
Samen beslaan de studies en loopbanen van Piet en Ralf Verdonschot bijna de helft van de geschiedenis van WUR. Standplaats van beiden is Wageningen Environmental Research (WEnR). In 1973 begint Piet aan zijn studie biologie op ‘de enige plek in Nederland waar je systeemecologie kon kiezen’. Na een korte onderbreking bij andere werkgevers, gaat hij bij onderzoeksinstituten werken die later onder de paraplu van Wageningen University & Research zouden vallen. ‘Ik was de allereerste bewoner van het gebouw dat nu Lumen heet.’ Hoogleraar wordt Piet in Amsterdam, waar hij vorig jaar met emeritaat ging.
Monsters uitzoeken
De waterdiertjes weten al snel ook één van zijn zoons te charmeren. ‘Net als alle kinderen, vonden die van mij het geweldig om dammetjes te bouwen in een beekje. Dan kon ik diertjes aanwijzen die op de stenen zaten. Het ging allemaal vanzelf’, zegt Piet. ‘Hoe oud was ik toen ik voor het eerst meeging op veldwerk? Een jaar of vier, vijf’, denkt Ralf. ‘Dan vingen we aquatische insecten en andere ongewervelden. Ik hielp mee om de monsters uit te zoeken. Op een gegeven moment vroeg ik mezelf af: Waarom zitten die beestjes daar? Dan komt de bioloog in je boven.’
Ralf start in het jaar 2000 aan Wageningen Universiteit. Niet zoals Piet vooral in het centrum van Wageningen, de oudste plek waar WUR gehuisvest was. Ralf studeerde ‘op de berg’, waar zich de vorige campus De Dreijen bevond. Hij besluit ondanks zijn fascinatie voor waterdiertjes niet hetzelfde te kiezen als zijn vader. Terrestrische ecologie wordt het en Ralf gaat werken in Nijmegen. Toch trekt de ecologie van het water hem meer dan die van het land. Hij wil terug naar WUR. ‘Solliciteer maar’, is de reactie van Piet, die inmiddels leidinggevende is van het team zoetwaterecologie bij WEnR.
Vreemde blikken
Vader en zoon in één team, de buitenwereld kijkt er met argusogen naar. Ralf was aangenomen door zijn eigen vader, kwam bij hem op functioneringsgesprek en stortte zich al snel op gezamenlijke projecten. Was er schijn van voortrekkerij? ‘Nee, juist niet’, zegt Piet. ‘Collega’s vonden me eerder te streng.’ Die vreemde blikken krijgen Piet en Ralf nog jaren, maar zelf halen ze hun schouders erover op. ‘We hadden het er nooit over. Het was niet belangrijk, we gaan voor goed werk.’
Waar beide onderzoekers wel veel over praten, is hun boodschap over natuurherstel. Piet begon te studeren kort nadat de Club van Rome, een grote groep wetenschappers en zakenmensen, in 1972 het alarmerende rapport De grenzen aan de groei uitbracht. Het was een tijd vol activisme. ‘Toen wist ik al dat ik iets positiefs wilde bijdragen aan de natuur in Nederland. Vroeger heette het natuur en milieu, nu gaat het over biodiversiteit en duurzaamheid. Maar het gaat over hetzelfde. In vijftig jaar zijn de problemen nog steeds niet opgelost.’
Pleiten voor verandering
Naar buiten treden doen ze daarom allebei, in de media, bij beleidsmakers en waterbeheerders. De kracht van beiden is om opgewekt te blijven, ondanks dat ze jaren moeten pleiten voordat het waterbeheer in de praktijk verandert. ‘Ik word nooit moedeloos,’ zegt Piet, ‘want dan kun je wel ophouden.’ Ze zien wel een verschil in de manier waarop zij natuurherstel promoten. Piet zegt precies waar het op staat. Zijn mondhoeken krullen op zulke momenten tot een ondeugend lachje. De brede grijns van Ralf laat evenveel enthousiasme zien, maar: ‘Ik communiceer meer strategisch.’
Hoe verschillend vader en zoon het ook aanpakken in de communicatie, het draait om de wetenschappelijke onderbouwing. Piet: ‘Het gaat om de feiten. Je kunt te maken hebben met een x-aantal boeren, industrieën en lozingen van zuiveringsinstallaties, maar wat laten de feiten nu zien over het effect daarvan? Daar hebben we keiharde data voor nodig. Dan pas zien we waar het goed gaat, en dat blijkt vaak in herstellende natuurgebieden te zijn, maar ook waar de waterkwaliteit achteruit gaat.’
Data en software
Gelukkig is hun inzet in de strijd enorm gegroeid - het verhaal is sterker- dankzij nieuwe manieren van onderzoek doen. Het begon vijf decennia terug bij Piet met metingen in één beekje. Nu worden hele landschappen steeds meer automatisch en continu gemonitord. En dan is de apparatuur voor veldwerk nog niet eens de grootste verandering. Dat zijn de ontwikkelingen in de software, zoals GIS-applicaties, waarmee je enorme hoeveelheden ruimtelijke data verzamelt, opslaat, analyseert en toont. ‘We kunnen nu op veel grotere schaal uitspraken doen’, legt Ralf uit. Hij legde hiervoor de basis in zijn proefschrift.
Hun nieuwe “munitie” versterkt hun boodschap aan waterbeheerders, die vaak pas na jaren overstag gaan. Zo speelt ruimtegebrek soms een rol of zijn er volgens Piet te veel zorgen over de veiligheid. ‘Die rechte beken bleven op veel plekken nog jaren bestaan’, zegt hij. ‘De laatste tien jaar is dat wel aan het veranderen. Dat geeft energie om door te gaan.’
Wanneer maatregelen voor natuurherstel landen in de praktijk, zijn onderzoekers als Piet en Ralf alweer met nieuwe innovaties bezig. ‘Beken blijken toch niet zo makkelijk hun natuurlijk functioneren terug te krijgen. Daar zijn aanvullende maatregelen voor nodig’, vertelt Ralf. Hij onderzoekt nu of het helpt om de bodem van een beek op te hogen, zodat het water minder diep is. Dat zorgt ervoor dat de beek continue blijft stromen en kan overstromen. Dan ontstaat er meer variatie in de ondergrond en meer natte natuur langs de beek. En het helpt ook om water vast te houden in droge periodes.
Marktwerking
Aan WUR krijgen de twee altijd de ruimte voor hun onderzoeksplannen. Tegen de stroom inzwemmen, hoeft binnenshuis dus niet. Piet: ‘Zolang je maar publiceert en geld binnenhaalt.’ Hoewel dat laatste nooit echt een probleem is geweest, is het nu wel moeilijker dan vroeger, weet hij. De voorlopers van WEnR kregen honderd procent financiering van het ministerie van LNV. Tegenwoordig is dat veel minder. Marktwerking in het onderzoek dus. ‘Ja, dat is lastig, omdat water- en natuurkwaliteit geen economische waarde krijgen toegekend.’
Piet hoeft na zijn afscheid geen subsidies meer aan te vragen en de druk van het publiceren is ook weg. ‘Een groot voordeel’, vindt hij zelf. Nu richt hij zich alleen nog maar op de inhoud. ‘Ik heb nu de rust om nog meer in de breedte te kijken en zelfs argumenten uit andere vakgebieden te verzamelen. Je kunt meer bij elkaar shoppen om je punt sterker te maken.’
Missie nog niet volbracht
Het lijkt daarom alsof Piet nog helemaal niet met pensioen is. Hij lacht erom. Zo zien hij en Ralf dat zelf ook niet. De missie om het watersysteem in de natuur te herstellen is nog lang niet klaar. ‘Dat is het activistische in ons’, zegt Ralf.
Die gedrevenheid proberen ze door te geven aan de volgende generatie. Hoewel ze geen docenten zijn, gaan ze wel mee op excursies en begeleiden ze studenten bij hun onderzoek. Maar het onderwijs in de systeemecologie, daar mag volgens de twee nog wel een schepje bovenop. Zoals Piet het vijftig jaar terug als afstudeerrichting kon kiezen, kan dat nu niet meer. Daarom blijven ze zelf, wanneer het maar mogelijk is, hun enthousiasme over systeemecologie overbrengen op de studenten van nu.
Water op de campus
De ecologen laten het desgevraagd ook niet na om hun mening te geven over de groene campus. Ze hopen in ieder geval dat er niet te veel meer bijgebouwd gaat worden om de campus groen te houden. En - hoe kan het ook anders – ze hebben ook nog wel een advies. ‘Herstel de hydrologie op de campus. Deze plek is onderdeel van een verbindingszone tussen de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug. Als we willen dat dieren en planten zich beter kunnen verspreiden langs deze route, dan is het water het eerste waar je iets aan zou moeten doen.’