Analyseer voedselzekerheid vanuit de context
Thom Achterbosch is ontwikkelingseconoom bij het LEI. Hij coördineerde de onlangs verschenen bundel The food puzzle: pathways to securing food for all en stond eerder aan de wieg van het Europese onderzoeksproject FOODSECURE: Exploring the future of food and nutrition security, dat zich richt op het leveren van bouwstenen voor een Europese beleidsstrategie voor de lange termijn op het dossier voedselzekerheid.
Welke dynamiek doet zich voor op het domein van voedselzekerheid?
Voedselzekerheid heeft zeker momentum gekregen toen in 2007 de voedselprijzen stegen. Een ontwikkeling kwam duidelijk aan de oppervlakte die in feite al meerdere decennia aan de gang was. Ik doel hier op de groeivertraging in het aanbod van voedsel en versnelling in de vraag naar voeding door bevolkingsgroei en toegenomen welvaart. Een verschil dat in de hand is gewerkt door het structureel te weinig investeren in landbouw. Overheden in veel landen konden of wilden dit niet, private ondernemers zagen onvoldoende bedrijfsperspectieven, en Westerse ontwikkelingshulp of de Wereldbank zagen de noodzaak onvoldoende. Nu wordt voedselzekerheid alom beschouwd als prominent thema. En oplossingen worden ook gezocht buiten de productie.
Voedselzekerheid is dus een gezien onderwerp, maar ziet iedereen hetzelfde?
We zijn in de loop van de tijd steeds breder over voedselzekerheid gaan denken. Het basisidee is voedselzekerheid aan landbouwproductie te verbinden. Voedselzekerheid is hier vooral een kwestie van het opvoeren van de opbrengsten en reductie van de kloof tussen potentiële en gerealiseerde capaciteit. De volgende opvatting verbreedt voedselzekerheid van beschikbaarheid naar toegang. Voedselschaarste wordt dan verbonden aan inkomen en armoede. Een derde trede in het denken over voedselzekerheid zet de stap naar wat mensen eten en hoe ze met voedsel omgaan. Voedselzekerheid gaat dan ook over voedingswaarde en gezonde voedingspatronen. Het perspectief verschuift ruwweg van de kwantiteit naar de kwaliteit van het eten en de eetgewoonten. Het gaat dan niet meer alleen om de hoeveelheid calorieën of de hoeveelheid geld die mensen tot hun beschikking hebben, maar ook om wat ze ermee doen.
Wat gaat er niet goed in de landen die te kampen hebben met voedseltekorten?
De grootste problemen doen zich voor in Afrika en Zuid-Azië. Daar is eerder sprake van ernstige chronische ondervoeding dan van massieve hongersnoden. Hongersnoden zijn vooral verbonden met regio’s die onder conflicten gebukt gaan, en eerder tijdelijk dan structureel van aard. Landbouwsystemen in Centraal-Afrika en Zuid-Azië zijn om meerdere redenen uitermate kwetsbaar. Boeren kunnen nauwelijks tot geen klappen opvangen. Niet het minst omdat de fysieke condities om succesvol gewassen te verbouwen of dieren te houden vaak beperkt zijn. Tel hier de zwakke institutionele en infrastructurele omstandigheden bij op, en het mag duidelijk zijn dat voedselzekerheid gemakkelijk onder druk komt te staan.
Is ‘meer met minder’ het antwoord op het vraagstuk van voedselzekerheid?
Mijn eerste reactie is dat we ook hier het kwalitatieve element van voedselzekerheid moeten inbrengen door te zeggen: ‘Meer én beter met minder.’ Mijn tweede reactie is dat we moeten voorkomen dat ‘meer met minder’ impliceert dat de productiekant voldoende antwoord biedt op het vraagstuk van voedselveiligheid. Alleen de technologische route biedt geen uitweg. Techniek kan zelfs echte oorzaken vertroebelen omdat er bijvoorbeeld geen oog is voor vertrouwen tussen marktpartijen. Voedselzekerheid heeft alles te maken met gedrag en gedragsverandering, met technologische innovaties die maatschappelijk moeten landen, met machtsverhoudingen en met de organisatie van ketens en kapitaalstromen. Kortom, wie oplossingen aandraagt zonder de sociaal-politieke en economische context mee te nemen, loopt als een paard met oogkleppen op door het domein van voedselzekerheid.
Welk toekomstonderzoek zie je voor je?
Ik zie dat het steeds meer gemeengoed wordt om het zoeken van oplossingen in deze bredere context te plaatsen. Dat gaat doorzetten. Het maakt het onderzoek naar voedselzekerheid weliswaar complexer, maar ook realistischer. In tegenstelling tot het technische domein produceert sociaaleconomische kennis geen hardware, maar we kunnen wel ‘brainware’ leveren. Dat is kennis die essentieel bijdraagt aan voedselzekerheid. Kennis over hoe economieën werken, welke oplossingen sociaal-cultureel inpasbaar zijn of welke maatschappelijke uitdagingen prioriteit verdienen, kan het verschil maken.
Ik zie het ook als een uitdaging voor de nabije toekomst dat een onderzoeksinstituut als het LEI strategische partnerschappen aangaat met marktpartijen die praktische oplossingen kunnen bieden, zoals financiers en fabrikanten. Daarnaast zullen we onze generieke kennis meer concentreren rond bepaalde regionale gebieden. Als we zo’n regio dan meer gedetailleerd in kaart brengen, krijgen we een scherper beeld van de sociale en natuurlijke context waarin we voedselzekerheid moeten analyseren. Dit leidt tot eerdere en meer concrete aanbevelingen. Analyse vanuit de context met het doel tot praktisch toepasbare resultaten te komen, zie ik als een opdracht waar het LEI, samen met Wageningse collega’s en anderen (ver) daarbuiten, een bijdrage aan gaat leveren de komende jaren.