Neerwaartse trend aandeel eiwit van eigen land gebroken

Eiwit van eigen land wordt steeds belangrijker in de melkveehouderij en het niveau zou in de toekomst minimaal 65% moeten zijn van het totale eiwit dat vervoederd wordt. In de laatste tien jaar nam dit aandeel echter jaar op jaar af. Tot de periode 2016-2018, toen vond er een kentering plaats. Een kwart van de bedrijven haalt echter nog altijd minder dan de helft van het eiwit dat vervoederd wordt van eigen land.

Een van de maatregelen die de Commissie Grondgebondenheid voorstelde, is dat in 2025 minimaal 65% van het eiwit in het rantsoen voor de melkveestapel afkomstig moet zijn van eigen land. Bedrijven met onvoldoende grond om aan deze eis te voldoen, kunnen buurtcontracten afsluiten. Hiermee kan binnen een straal van 20 kilometer van het melkveebedrijf voer worden ingekocht. Dat betekent dus dat elk melkveebedrijf grotendeels moet kunnen voorzien in zijn eigen eiwitbehoefte. Informatie over landelijke gemiddelden is echter nog niet bekend en trendanalyses over de tijd ontbreken nog hiervan. Op basis van gegevens uit het Bedrijveninformatienet kan wel een berekening worden gemaakt van het gemiddelde percentage eiwit van eigen land en kan een beeld geschetst worden van de ontwikkeling hiervan in de tijd.

Inzet van het Bedrijveninformatienet

Het Bedrijveninformatienet is een representatieve steekproef van 1.500 land- en tuinbouwbedrijven waarvan circa 300 melkveebedrijven. Van deze melkveebedrijven is informatie bekend over onder andere voeraankopen, voorraden en gewasproductie inclusief de bijbehorende eiwitinhoud. In de gehanteerde berekeningswijze van het gemiddelde percentage eiwit van eigen land - gestoeld op rekenregels uit het LMM-project - wordt de vervoederde hoeveelheid eigen geteeld eiwit gedeeld door de hoeveelheid totaal eiwit in het rantsoen in een jaar. De uitkomsten worden door middel van wegingsfactoren opgeschaald om tot een landelijk percentage te komen voor de gehele melkveehouderij. Cijfers worden gepresenteerd als driejaarsgemiddelden om eventuele pieken en dalen in afzonderlijke jaren als gevolg van weersschommelingen uit te middelen.

Eiwit van eigen land 56% in 2016-2018

In de periode tot 2015-2017 is er een neerwaartse trend waarneembaar en kwam het percentage eiwit van eigen land uit op circa 55,5% (Figuur 1). Mogelijkerwijs is dit een gevolg van de intensivering van de melkveehouderij in die periode die onder andere toenam vanwege anticipatie op de afschaffing van de melkquotering in 2015. Een toename in veebezetting leidt tot een lager aandeel eiwit van eigen land dat vervoederd wordt. In de laatste periode (2016-2018) is de neerwaartse trend gebroken en stijgt het gemiddelde percentage eiwit van eigen grond zelfs licht tot circa 56%, zij het niet significant. Verklaringen voor deze kentering zouden het fosfaatreductieplan in 2017 en de invoering van het fosfaatrechtenstelsel in 2018 kunnen zijn, welke leidde tot een reductie van de veestapel.

Figuur 1: Landelijke driejaarsgemiddelde percentage eiwit van eigen land van melkveebedrijven voor de periode 2010-2012 tot en met 2016-2018
Figuur 1: Landelijke driejaarsgemiddelde percentage eiwit van eigen land van melkveebedrijven voor de periode 2010-2012 tot en met 2016-2018

Op basis van de verdeling van melkveebedrijven naar klassen van aandeel eiwit van eigen land zien we ook tot 2015-2017 een afnemende trend in eiwit van eigen land (Figuur 2, grijze staven). In deze periode daalde het aandeel bedrijven met een percentage eiwit van eigen land groter dan 65% met een kwart. Het aantal bedrijven met een percentage eiwit van eigen land tussen de 50% en 65% is vrij stabiel door de jaren heen (circa 40%-45%, oranje staven). Het aantal bedrijven met een percentage eiwit van eigen land groter dan 65% is licht toegenomen in de laatste periode, desondanks haalt nog altijd een kwart van de melkveebedrijven minder dan de helft van het eiwit van eigen land.

Figuur 2: Procentuele verdeling naar klassen van aandeel eiwit van eigen land (<50%, 50-65% en >65%) op basis van een driejaarsgemiddelde voor de periode 2010-2012 tot en met 2016-2018
Figuur 2: Procentuele verdeling naar klassen van aandeel eiwit van eigen land (<50%, 50-65% en >65%) op basis van een driejaarsgemiddelde voor de periode 2010-2012 tot en met 2016-2018

De cijfers laten een duidelijke trend zien van de landelijke gemiddelden. Het zou ook interessant zijn om te kijken of er verschillen zijn in percentages eiwit van eigen land tussen groepen bedrijven met verschillende karakteristieken (bijvoorbeeld rantsoen of intensiteit) of verschillen per provincie of regio. De tijd zal leren of de toename in eiwit van eigen land doorzet.


Auke Greijdanus (Wageningen Economic Research)  LMM e-nieuws november 2020