Publicaciones

Staand want monitoring IJsselmeer en Markermeer survey- en datarapportage 2017

van der Sluis, M.T.; van Hoppe, M.

Resúmen

In oktober 2017 heeft een monitoring met staand want netten plaatsgevonden op het IJsselmeer en Markermeer. De doelstelling van deze monitoring is een beter beeld te krijgen van de populatie-opbouw van de visbestanden. De reguliere monitoring van vis in het open water (met de actieve vistuigen
verhoogde boomkor en electrokor) lijkt met name selectief voor kleine vissen te zijn. Grotere vissen lijken in deze reguliere monitoring niet goed gevangen te worden. In het staand want monitoringsproject is bemonsterd met staand want netten met een breed scala aan maaswijdtes. Zodoende kan een breed
scala aan vislengtes bemonsterd worden.
De opzet van de monitoring was vergelijkbaar met de opzet van de uitvoering van de monitoring in 2016. Wat wel afweek ten opzichte van voorgaande jaren is de monitoringsperiode. Door problemen met de vergunningverlening in het kader van de Wet Natuurbescherming kon de monitoring dit jaar pas op
10 oktober starten. Om tijd in te halen zijn er meer netten per dag gezet, maximaal vijf. De monitoringsperiode kon daardoor tot 3 weken beperkt blijven. Er is op 42 locaties gevist, met een gemiddelde sta-duur van de netten van 17 uur en 13 minuten. Ieder staand want net bestaat uit 17 panelen met maaswijdtes tussen 10-190 mm hele maas.
In totaal zijn 7.623 vissen verdeeld over 12 soorten gevangen, verspreidt over het IJssel en Markermeer. De meest voorkomende soorten in de vangsten waren pos (Gymnocephalus cernuus, vangstaandeel in aantal 27%, lengterange 5-19 cm), baars (Perca fluviatilis, 26%, 5-44 cm), snoekbaars (Stizostedion
lucioperca, 20%, 8-70 cm) en (spiering (Osmerus eperlanus, 15%, 5-21 cm).
Elk paneel van het staand want net heeft een eigen selectiviteitscurve, ofwel maar een beperkt deel van de vislengtes van een soort kan gevangen worden. De curves van de verschillende panelen overlappen, waardoor bepaalde lengtes meer kans hebben gevangen te worden dan andere lengtes. Hiervoor moet in
verdere analyses gecorrigeerd worden. De analyse voor deze overlap in selectiecurves, met een correctiefactor als resultaat, worden gepresenteerd voor de vier commerciële soorten baars, snoekbaars, blankvoorn (Rutilus rutilus) en brasem (Abramis brama). De correctiefactor is vervolgens gebruikt om de
gegevens om te zetten naar lengte-frequenties. Op basis van de resultaten van de eerste 4 monitoringsjaren is de toegepaste analysemethodiek
geëvalueerd. In voorgaande jaren is voor het berekenen van de correctiefactor en bij berekening van de vangstinspanning per maaswijdte altijd gecorrigeerd voor de netlengte. Alhoewel de eerder toegepaste correctie voor netlengte in principe juist is, lijkt het bij nader inzien beter om voor netoppervlakte te corrigeren. Daarnaast was bij het schatten van de lengte frequentie (LF) verdeling ten onrechte alleen rekening gehouden met de vangstselectiviteit en niet met het netoppervlak van de verschillende netten. Vooral deze tweede wijziging in de analysemethodiek heeft veel effect op LF-verdelingen met een substantieel aandeel grote vis. Aangezien bovenstaande wijzigingen een realistischer beeld van de werkelijke LF-verdeling lijken te geven is bij dit rapport overgestapt op deze aangepaste analysemethodiek. In 2018 zal ook de surveymethodiek worden geëvalueerd. De LF schattingen voor de vier commerciële soorten, op basis van deze aangepaste analysemethodiek, worden in dit rapport getoond. De LF schattingen voor de voorgaande jaren (2014-2016) zijn ook met de aangepaste methodiek opnieuw berekend. Tussen de verschillende jaren zijn er enige jaar-op-jaar variaties in de LF verdelingen te zien.
Voor brasem en blankvoorn bestaat onzekerheid over de representativiteit van de monitoringsresultaten voor wat betreft de populatie-opbouw van het brasembestand. Vanuit de gecorrigeerde lengte-frequentieverdeling is het percentage snoekbaarsbiomassa groter dan 40 cm (KRW-maatlat) in IJsselmeer en Markermeer geschat op 3.6 % van de totale biomassa aan snoekbaars in beide meren. Dit is substantieel lager dan de berekening op basis van de LF schatting met de oude methodiek.