Publicaciones

Evaluatie van de polderbemonstering

Volwater, J.; van der Hammen, T.; Westerink, H.J.

Resúmen

Sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw is het aalbestand en de glasaalintrek zeer sterk teruggelopen (ICES 2021). Om te zorgen dat deze niet verder achteruit gaan, is in de Europese Unie en dus ook in Nederland de verordening van de Raad tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het bestand van Europese aal (EC 1100/2007)” ingevoerd. Deze verordening (de ‘Aalverordening’) verplicht de lidstaten om een nationaal aalbeheerplan op te stellen en te implementeren, waarin maatregelen staan om het aalbestand te verbeteren. Omdat (polder-) sloten een groot areaal (> 59.000 hectare) beslaan, dragen poldersloten potentieel aanzienlijk bij aan het aalbestand in Nederlandse wateren. Voor het berekenen van het aalbestand in Nederland is daarom de polderbemonstering als aanvullende bemonstering op o.a. de KRW-bemonstering van regionale wateren (voornamelijk meren en kanalen) opgenomen voor de bestandsschatting van aal ten behoeve van het Nederlandse aalbeheerplan. Bij de polderbemonstering worden sloottrajecten afgevist met een elektrisch schepnet waarbij de locaties per jaar wisselen. Omdat de polderbemonstering als voornaamste doel heeft om de grootte van het aalbestand in de polderwateren te schatting, zijn tot dus ver enkel de gegevens van aal geanalyseerd en gerapporteerd (van der Hammen e.a., 2021). Echter, in de polderbemonstering worden alle gevangen vissoorten geregistreerd. In deze rapportage wordt de polderbemonstering voor aal zelf geëvalueerd, maar worden ook de gegevens van de andere gevangen vissoorten gepresenteerd. Hierbij wordt enerzijds de vraag behandeld of de polderbemonstering zijn primaire doel voor aal nog voldoende dient, maar ook of de polderbemonstering een meerwaarde heeft (of kan bieden) voor andere vissoorten die gedurende de bemonstering gevangen worden. Tijdens negen jaar polderbemonstering werden in 382 trajecten verdeeld over 14 waterbeheersgebieden 34 vissoorten gevangen, waarvan bittervoorn en blankvoorn de meest voorkomende soorten waren. In totaal zijn in de polderbemonstering 282 alen gevangen verdeeld over 81 trajecten, een gemiddelde van minder dan één aal per traject. Lokaal werden er wel hoge dichtheden aal aangetroffen, overeenkomend is dat bijna al deze locaties met hoge dichtheden aal gelegen liggen in de nabijheid van, en in verbinding staan met, groot open water (Waddenzee, IJsselmeer, Lauwersmeer, Uitgeestermeer en de Nieuwkoopse plassen). Onder de overige soorten werden onder andere drie Rode Lijst soorten aangetroffen; alver, grote modderkruiper en kroeskarper, maar ook acht exoten. Na 9 jaar bemonsteren is duidelijk dat aal, indien aanwezig, goed bemonsterd kan worden in de huidige opzet van de polderbemonstering. Hierbij is ook duidelijk geworden dat zowel kleine aal gevangen werd, alsmede grote aal tot 80 cm. De polderbemonstering draagt zeker bij, en dient zijn primaire doel, om een beter inzicht te krijgen in de hoeveelheid aal in het grote areaal aan poldersloten dat aanwezig is in Nederland. Echter gezien het aantal trajecten waarbij geen aal wordt gevonden, alsmede het aantal trajecten dat moeilijk bevisbaar is, wordt er voorgesteld om te kijken naar een andere opzet van de polderbemonstering. Aangezien het overgrote deel van de poldersloten in Nederland niet zijn aangemerkt als KRW-wateren, heeft de polderbemonstering een meerwaarde om de verspreiding van Rode Lijst soorten en exoten in kaart te brengen. Daarnaast zijn verspreidingskaarten met lokale dichtheden van juveniele vis te maken en wordt een beeld verkregen over de functies die poldersloten vervullen voor vissoorten.