Aangepast management reguliere vleeskuiken vaderdieren met onbehandelde teentjes (2023-2025)

Het lopende project

In het voorgaande project is meer aandacht besteedt aan het actief voorkomen van beschadigingen bij de hennen door het toepassen van aangepast management. In het algemeen bestond dit aangepast management vooral uit starten met minder hanen (-1%). Uit een eerste analyse van de resultaten blijkt dat dit te weinig is bij reguliere (snelgroeiende) koppels om het niet meer behandelden van de achterste teentje succesvol in te voeren. Van de 10 koppels moesten bij 3 koppels rond de 30 weken leeftijd uiteindelijk de nagels worden geknipt omdat de uitval door flankbeschadigingen opliep tot 1%. Dit betekent dat naast de aanpassing van het percentage hanen bij de start, additioneel hanen management toegepast moet worden.

Uit ervaringen uit het voorgaande (nog lopende) project is gebleken dat de gewichtsontwikkeling tot 30 weken leeftijd en de lichtsterkte een rol spelen. Meer onderzoek is nodig om het toepassen van onbehandelde teentjes onder alle omstandigheden succesvol te laten verlopen. Daarbij wordt een pallet aan management maatregelen toegepast om het inzetten van hanen zonder tenenbehandeling mogelijk te maken:

• Minder hanen opzetten (7% maximaal op 25 weken leeftijd).
• Het lichaamsgewicht van de hanen op een lager niveau houden (respectievelijk 150 en 250 gram op 20 en 30 weken leeftijd). I.v.m. de lagere voergift (ca. 3%) krijgen de hanen extra luzerne verstrekt.
• Lagere lichtsterkte (10-20 lux) in het begin van de legperiode (tot circa 25 weken leeftijd).

Doel project

Het monitoren van het effect van additioneel aangepast management op het houden van reguliere vleeskuikenvaderdieren met onbehandelde teentjes.

1.1 Resultaten

Binnen dit project wordt het hanenmanagement dusdanig aangepast om onbehandelde reguliere vleeskuikenvaderdieren succesvol te houden. De resultaten worden verwerkt in een memo en een presentatie voor de Stuurgroep ingrepen/kring vermeerderaars. Ook zal er een artikel geschreven worden voor de Pluimveehouderij.

1.2 Randvoorwaarden

Deelname van voldoende vermeerderingsbedrijven (maximaal 10 stuks) met reguliere vleeskuikenouderdieren. De vermeerderingsbedrijven moeten akkoord gaan met het toepassen van het additioneel aangepast hanenmanagement.

1.3 Activiteiten

De waarnemingen betreffen waarnemingen tijdens de opfok- en legperiode. Tijdens de opfokperiode wordt de totale uitval en uitval door pootproblemen bij de hanen bijgehouden. Verder wordt aan het einde van de opfokperiode een steekproef hanen gewogen voor gemiddeld gewicht en uniformiteit bepaling. Tijdens de legperiode worden waarnemingen gedaan aan bevedering en huidbeschadigingen bij de hennen/hanen en de nagellengte van de achterste teen bij de hanen op verschillende leeftijden (28, 35 en 45 weken). Tijdens de bezoeken zullen ook gedragsobservaties worden uitgevoerd naar stereotiep pikgedrag van de hanen.

De opfokker noteert de uitval (en pootproblemen hanen). De vermeerderaar noteert de uitval van de hennen (en specifieke uitval door flankbeschadigingen) en hanen. Verder geeft hij inzage in het management (licht, voer, water, etc.) en de technische resultaten (productie, uitval, voeropname, uitkomsten) per stal. Van iedere stal worden een aantal houderij- en managementaspecten vastgelegd (o.a. vreetruimte, lichtniveau e.d.). Voorafgaand aan de waarnemingen wordt een bezoek gebracht aan het vermeerderingsbedrijf om een beeld te krijgen van de stalinrichting en e.e.a. door te spreken met de betreffende vermeerderaar.

De dieren worden verder beoordeeld in de slachterij via live waarnemingen en video-opnamen die naderhand bekeken worden.