Publications

Building with Nature - Pilot Kleirijperij : Effecten van biologische bewerkingsmethoden op het rijpen van klei

van der Ouderaa, Isabelle; van Puijenbroek, Marinka; Elschot, Kelly; Esselink, Peter; Scholl, Michaela

Summary

De Pilot Kleirijperij is onderdeel van het programma Eems-Dollard 2050 (ED2050) dat is gestart om de slibproblematiek in het Eems-Dollardestuarium aan te pakken. Als een voor de hand liggende oplossing voor het verbeteren van de ecologische kwaliteit geldt slibonttrekking. Inmiddels ligt er de ambitie om langdurig minimaal één miljoen ton droge stof per jaar uit het Eems-Dollardestuarium te verwijderen. Voor dat slib wordt binnen het ED2050-deelprogramma Nuttig Toepassen Slib naar bestemmingen gezocht die ook in economisch opzicht rendabel zijn. De Pilot Kleirijperij is een van de verkennende projecten binnen dat deelprogramma, en kent een separaat uitvoeringsproject met twee hoofdactiviteiten: 1) onderzoek naar manieren van kleirijping in slibdepots op land met behulp van zowel diverse fysische als biologische bewerkingsmethoden; en 2) het toeleveren van 70.000 m3 gerijpte klei aan het demonstratieproject Brede Groene Dijk (BGD) - een ander ED2050-innovatie-project. De praktische uitvoering van de Pilot Kleirijperij vond plaats op twee terreinen: één nabij het zeehavenkanaal van Delfzijl (Oterdum; Kleirijperij Delfzijl) en een kwelderlocatie langs de Dollarddijk (Kleirijperij Kwelder), waar in 2022 ook het 750 m lange proeftracé van de BGD is aangelegd. De voorliggende rapportage van Wageningen Marine Research (WMR) gaat enkel over de biologische bewerkingen in de kleirijperen en levert toe aan de EcoShape-rapportage over alle toegepaste bewerkingsmethoden. In die overkoepelende rapportage wordt ook de vergelijking gemaakt tussen de effecten van de fysische en de biologische bewerkingen. In het projectdeel van WMR stond de vraag centraal wat het effect van vegetatie is op het kleirijpingsproces, waarbij ook de praktische vraag aan de orde was: is actieve inzaai van vegetatie wel nodig of voldoet spontane vestiging van vegetatie? Als derde speelde de vraag of een kleirijperij extra (tijdelijke) natuurwaarde kan hebben als broedgebied voor vogels. Om de inrichting c.q. inzaai van de biologische vakken in de slibdepots nader te kunnen bepalen, is een literatuurstudie uitgevoerd. De wijze van monitoren van de vegetatie en van de natuurwaarden c.q. broedvogels is afgestemd op de uitvoering van de fysische bewerkingen. In 2020 en 2021 zijn vervolgens beide proeflocaties meerdere keren bezocht voor opname van de gevestigde vegetatie in het eerste jaar en de biomassabepaling en bedekking van de vegetatie. Beide locaties zijn op een verschillend moment en met een ander bronmateriaal in gebruik genomen en kenden derhalve een verschillende opnamecyclus. De meest relevant geachte abiotische factoren (vocht-, zout-, zuurstof- en organisch-stofgehalte) zijn gemeten. Ook zijn broedvogelinventarisaties uitgevoerd in de kleirijperijen als geheel. De aanwezigheid van vegetatie in een kleirijperij is niet doorslaggevend voor de rijping van zilt slib tot dijkenklei in een depot met relatief grote diepte (zoals bij deze proef), maar heeft wel bepaalde effecten. Twee jaar doorlooptijd is echter te kort om effecten van vegetatie op de langzame rijping van slib eenduidig te bepalen. Wel kon worden vastgesteld dat er in de bovenste 30 cm van de bodem enige invloed van vegetatie is. − Ten opzichte van onbegroeide bodem zorgt een vegetatiedek in de zomermaanden voor een lagere bodemtemperatuur, in de toplaag (0-14 cm) voor een lager vochtgehalte en in zowel de toplaag als de diepere laag (14-28 cm) voor een hoger zoutgehalte. − In de diepere laag (14-28 cm) zien we een toename van oxidatie in de bodem en een (kleine) toename van organische stof. − Inzaai van vegetatie is niet per se noodzakelijk. Vegetatie komt op uit reeds in het slib aanwezige en aangewaaide zaden; een zaadbank en/of zaadbron in de omgeving zijn daarvoor wel een voorwaarde.