Publications

Hittestress bij schelpdieren op intergetijdenplaten van de Oosterschelde in 2021 en 2022

Hamer, Alicia; Tangelder, Marijn; de Vré, Daphne; van der Ouderaa, Isabelle; Suykerbuyk, Wouter; Walles, Brenda

Summary

De Zeeuwse Deltawateren zijn internationaal van belang voor verschillende Natura 2000-vogelsoorten zoals de scholekster, wulp en kanoet. Bodemdieren vormen voor deze vogels een belangrijke voedselbron. Echter, de laatste jaren (2018, 2019 en 2020) trad grootschalige kokkelsterfte op in de Oosterschelde. Dit ging gepaard met warme zomers. Door de aanhoudende klimaatverandering is de prognose dat periodes met hoge temperaturen vaker voor zullen komen en ook langer zullen aanhouden. Dit houdt zowel warmere lucht- als watertemperaturen in, die op hun beurt de temperatuur van de droogvallende bodem van intergetijdengebieden beïnvloeden. Dit kan direct van invloed zijn op bodemdieren, het voedsel van schelpdier-etende vogels. In 2020 is er onderzoek gedaan naar deze bodemtemperaturen, en zijn veel extreme temperaturen geobserveerd in het sediment, bij verschillende droogvalduren. Om te onderzoeken wat de effecten van deze temperaturen op scheldieren zijn, en hoe de geobserveerde hittegolven zich verhouden tot de kokkelsterfte, is er vervolgens in 2021 en 2022 een aanvullend veldexperiment uitgevoerd waarbij door de zomer heen de conditie-index van uitgezette kokkels is gevolgd op de Oesterdam (2021-2022) en Yersekebank (2022). Aanvullend zijn in 2022 ook Filipijnse tapijtschelpen uitgezet en gemonitord, doordat deze soort eenzelfde ecologische niche vervult als kokkels maar een hogere tolerantie heeft voor temperatuur. Verder is er in 2022 een labexperiment uitgevoerd naar de temperatuur gerelateerde sterfte van kokkels en tapijtschelpen in relatie tot droogvalduur. Deze rapportage vat de resultaten samen van het onderzoek uitgevoerd in 2021 en 2022. De zomer van 2021 was een uitzonderlijk koude zomer waar geen hittegolf heeft plaatsgevonden, met een warmtegetal van slechts 59.4 (KNMI, 2022). Tijdens de hele zomer is de temperatuur in het sediment (3cm) nauwelijks boven de 39°C gekomen. De zomer van 2022 verliep warmer dan die van 2021, en kreeg van het KNMI een warmtegetal van 138.4 (KNMI, 2022). Er was mid-juli sprake van een aantal tropisch warme dagen met temperaturen die opliepen tot 37-39°C. De temperatuur verhogingen in het sediment viel tijdens deze dagen mee, ondanks dat het over dag laag water was, door de nog relatief lage watertemperatuur. In 2022 heeft er ook een landelijk hittegolf plaatsgevonden van 9 tot 16 augustus. Van deze 8 dagen waren er 5 tropisch warm, en was de gemiddelde luchttemperatuur 32.3°C. Ondanks dat de watertemperatuur tijdens deze hittegolf inmiddels al verder was opgelopen, zijn er geen extreme temperaturen geobserveerd zoals in 2020. Vermoedelijk komt dit doordat bij een groot aantal dagen, tijdens deze hittegolf, laag water niet op het warmste moment van de dag viel. Op de Oesterdam zijn er tijdens de zomer van 2021 relatief weinig dode en levende kokkels op het slik waargenomen. In 2022 zijn eerder in het seizoen dode en levende kokkels op het slik waargenomen. Opvallend is dat een hitte-event, met een vertraging van ongeveer 1-2 weken gevolgd werd , met een piek in aantal kokkels op het slik. Tapijtschelpen werden tijdens de gehele periode weinig aan het oppervlak geobserveerd. Echter is er geen duidelijk hitte-gerelateerd patroon gevonden in de conditie- index voor beide schelpdiersoorten. Tijdens de labexperimenten was de kokkelsterfte in de bakken met de hoogste temperaturen (pieken van 35/36°C, op 3cm), één met een droogval duur van 75% en één met een droogval duur van 50%, het hoogst (70-95% sterfte). Vermoedelijk speelt de temperatuur de grootste rol bij deze mortaliteit. De temperaturen in dit experiment zijn maar 1-2°C hoger dan de temperaturen die in 2020 op de Oesterdam zijn geobserveerd. Bij de twee warmste behandelingen (tank A3 en B1) werd een hogere mortaliteit waargenomen bij tweejarige kokkels (95% en 70% mortaliteit) in vergelijking met éénjarige kokkels (60% en 55% mortaliteit).Tijdens het veldexperiment, was er alleen op de Oesterdam een verschil waarneembaar tussen één- en meerjarige kokkels, waarbij er juist meer dood materiaal van éénjarige kokkels te zien was. Echter, op de Yerseke bank werd geen verschil gezien tussen de verschillende leeftijdsklassen. Ook zijn er geen opvallende trend verschillen in conditie index tussen de twee leeftijdsklassen te zien. Op basis van deze gegevens kan er nog niet vastgesteld worden welke leeftijdsklasse het meest kwetsbaar is voor hittestress. Uit de experimenten blijkt duidelijk dat de Filipijnse tapijtschelpen hogere bodemtemperaturen kunnen overleven dan kokkels. Dit zou op de lange termijn de Filipijnse tapijtschelp in de hand kan spelen en voor een verschuiving kan zorgen in de Oosterschelde van kokkels naar Filipijnse tapijtschelpen. Gezien beide soorten dicht aan het oppervlak zitten, vallen ze allebei binnen de reikwijdte van de scholekster en andere wadvogels. Uit onderzoek in Engeland is gebleken dat scholeksters daar de Filipijnse tapijtschelp hebben leren eten en dat dit mogelijk de wintersterfte onder scholeksters heeft verminderd. Het eten van Filipijnse tapijtschelpen in plaats van kokkels bleek hier even profijtelijk voor de scholeksters. In Nederland is er nog weinig onderzoek uitgevoerd naar welke vogelsoorten de Filipijnse tapijtschelp eten. Van de, in dit literatuuronderzoek, geselecteerde Natura-2000 vogelsoorten wordt verwacht dat de scholekster, bergeend en de zwarte en grote zee-eend de Filipijnse tapijtschelpen groter dan 1 cm zullen kunnen eten. Andere wadvogelsoorten zullen het broed van de Filipijnse tapijtschelp kunnen eten. Vragen omtrent of, en zo ja welke, vogels de Filipijnse tapijtschelp eten, bij welke dichtheden dit profijtelijk is, welk aandeel van het dieet Filipijnse tapijtschelpen vormen en of de aanwezigheid van Filipijnse tapijtschelpen kan bijdragen aan de overleving van wadvogels, moet nog verder onderzocht worden in Nederland.